In zijn woonplaats Schiermonnikoog overleed 14 augustus de bekende psycholoog Adriaan D. de Groot (91). Hij was hoogleraar in de psychologie en methodologie aan de universiteiten van Amsterdam en Groningen en sinds 1991 eredoctor van de Universiteit Twente.
De UT verleende De Groot een eredoctoraat toen hij 76 jaar was en al met emeritaat. De Groot, onder meer bekend van zijn proefschrift `Het denken van den schaker' (1946) en zijn standaardwerk over Methodologie (1961) werd door de UT onderscheiden vanwege zijn pionierswerk op het terrein van onderwijsonderzoek en dan met name toetsontwikkeling. Hij wordt algemeen gezien als de aartsvader van de Citotoets, die werd ingevoerd na zijn pleidooi voor objectieve selectiecriteria waarover hij in 1966 het boek `Vijven en zessen' schreef.
De Groot was van 1950 tot 1979 hoogleraar toegepaste psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna werd hij buitengewoon hoogleraar in Groningen, tot zijn afscheid in 1985. Helemaal stoppen deed hij niet, nog jarenlang maakte hij wekelijks de oversteek van Schiermonnikoog naar het vasteland; in Groningen had hij nog een aantal, door hem zeer gewaardeerde faciliteiten.
In UT-Nieuws verscheen op 19 september 1991 een uitgebreid interview met de eredoctor. Daarin noemde hij wetenschap een zeer emotionele bezigheid, maar dan wel een waarbij de `sterkst mogelijke verstandelijke controle' in acht dient te worden genomen. `Die combinatie maakt het zo leuk: aan de ene kant de hartstocht en aan de andere kant het verstand dat je tegenhoudt.'
Ook sprak hij over zijn visie op selectie in het onderwijs. Wat hem betrof, gold na een objectieve ingangsselectie het adagium 'samen uit, samen thuis'. Permanent en rekbaar selecteren was in zijn ogen een groot kwaad want `scholen en universiteiten aanvaarden nooit enige verantwoordelijkheid voor de voltooiing van de opleiding van hun leerlingen.' Hij pleitte daartoe voor een contract tussen faculteiten en studenten.
In datzelfde interview werd hem de vraag gesteld of het niet wat laat was om voor zijn wetenschappelijk werk op onderwijsgebied, waarop hij op dat moment nauwelijks nog actief was, een onderscheiding te krijgen. Zijn antwoord: `Beter laat dan nooit. Van overheidszijde heb ik daarvoor trouwens in 1978 de Nederlandse Leeuw gekregen. Maar nu komt het uit het vak zelf en van een universiteit. Voor zo'n late erkenning moet je trouwens vrij oud worden. Dat is jammer voor mensen die vroeg zijn gestorven.' Overigens was De Groot niet erg ondersteboven van de eervolle onderscheiding. `Enig, maar het stelt verder niets voor.'
A.D. de Groot bij de aanvaarding van zijn eredoctoraat in 1991