In de UK een verhaal over Jeroen van Rooij, masterstudent botanische archeologie aan de RUG, die onlangs in Egypte stuitte op een stokoude, tot nu toe onbekende, graftombe van acht kamers. Het verhaal doet denken aan een scène uit een Indiana Jonesfilm. Bij een temperatuur van 45 graden was Van Rooij in gezelschap van de Amerikaanse egyptologen John en Debby Darnell van de universiteit van Yale in een jeep op pad om oude karavaanroutes te inspecteren. Aan de voet van een kleine heuvel stopte het gezelschap bij enkele halfronde stenen van ongeveer dertig centimeter hoogte: een aanwijzing van bebouwing en dus interessant. `Ik liep die heuvel op en zag op de top een bult zand', meldt Van Rooij telefonisch vanuit Egypte. Ze vonden vier metersdiepe kuilen die ze herkenden als het werk van plunderaars. Een afdaling in de diepste kuil kwam uit in een graftombe die bleek te bestaan uit acht kamers en vermoedelijk heeft toebehoord aan een voorname Egyptenaar uit de tijd van de 18de dynastie (circa 1300 v. Chr.).
Gerommel aan de Universiteit Utrecht. De ene rel (lees: de kwestie-Debye) is nog niet opgelost of een ander dient zich alweer aan. Hoogleraar godgeleerdheid Pieter van der Horst paste op aandringen van rector Gispen onder protest zijn `islamofobische' afscheidsrede `De mythe van het joodse kannibalisme' aan. Het Ublad bericht erover. Van der Horst zegt inmiddels met spijtgevoelens te kampen. `Wellicht was het beter geweest de rug recht te houden.' De hoogleraar zegt in het `uitermate vervelend gesprek' met Gispen en ook de twee geraadpleegde hoogleraren zwaar onder druk te zijn gezet. Zo zou hij de dialoog tussen moslims en niet-moslims binnen de UU schaden en zijn eigen veiligheid in gevaar brengen. Bovendien dreigde de rector, volgens Van der Horst, zijn `rectorale verantwoordelijkheid' te gebruiken. Van der Horst interpreteerde dit als een mogelijke ontzegging van de toegang tot zijn eigen afscheidscollege. `Ik heb uiteindelijk ingestemd, omdat er gesteld werd dat er aanwijzingen waren dat kwaadwillende moslims geweld tegen me zouden willen gebruiken. Maar in feite is de academische vrijheid in het geding.'
Gispen, op zijn beurt, reageert getroffen en ontstemd op de commotie. Hij is van mening dat zijn goede naam in de kranten door het slijk wordt gehaald. Zo werd hij in NRC Handelsblad omschreven als `de bange rector' die het moslimdebat schuwt. De tekst had volgens Gispen en zijn adviseurs meer het karakter van een politiek pamflet dan van een wetenschappelijke verhandeling. `Academische vrijheid betekent niet dat je alles moet kunnen zeggen ex kathedra.'