Bordjes gevuld met luxe broodjes, koffie en thee erbij. Zijm zit vaderlijk in het midden. Na een voorstelrondje trapt Desirée van Dun, president van studentenvereniging AEGEE, af met de eerste stelling: verhoging van de huur van de Pakkerij legt een grote druk op de studentenverenigingen. `Niet dat er sprake is van verhoging,' zegt Van Dun, `maar we willen gewoon eens polsen naar meningen hierover.' En wat niet is kan nog komen. De aanwezige Student Union begint stevig met de mededeling dat studenten altijd voor een prikkie op de eerste rij willen zitten. Een aarzelende reactie uit de kring: `Als er verhoging komt, dan mogen we ook iets terug verwachten zoals reparaties.'
Het echte debat komt moeizaam op gang. De sfeer is gematigd. Zijm: `Ik neem geen standpunt in, het college van bestuur heeft bewust de Student Union aangewezen als overkoepelend orgaan voor zaken als deze. Het zal onjuist zijn, als ik me hiermee bemoei.' Wel komt Zijm met een advies. `Waarom verhuren jullie geen zaalruimte?' Een eye-opener misschien.
De tweede stelling maakt de tongen wat losser. De bachelor- en masterstructuur levert teveel studiedruk op voor studenten. `Klopt,' reageert één, `door de komst van grote projecten is het onmogelijk je voor honderd procent in te zetten voor een bestuursfunctie. Het studentenactivisme daalt hierdoor. We zijn niet meer flexibel.' Nog zoiets: `Sommige voorbereidende vakken worden maar twee keer per jaar gegeven. Die mag je niet missen. Daardoor ben je minder flexibel inzetbaar voor nevenactiviteiten.' Voorzitter Van Dun vraagt de rector naar zijn mening. `Het is de vraag of de toename van studiedruk sec te wijten is aan de invoering van bachelor-master. Het projectenwerk is inderdaad toegenomen. Dit brengt een sociale dwang met zich mee.' Zijm wijst op het agendabeheer van de studenten zelf. `Dat wetende, kun je dus je activiteiten zo plannen dat het wél te combineren is. Bijvoorbeeld 's avonds. En waarom spelen studentenverenigingen niet in op de veranderende structuur van het onderwijs?' Een discussie over flexibiliteit en timing volgt.
Moet de universiteit uitbreiden naar de stad om zo het gat tussen de stad en de campus te dichten? Een student vraagt om wat voor een kloof het gaat. `Bedoel je het cultuurverschil studeren versus ontspannen?' De studenten discussiëren en meningen lopen uiteen. De één juicht faculteiten in de binnenstad toe: `Ik studeer vaak in de stadsbibliotheek. In plaats daarvan zou je naar een faculteit in de binnenstad kunnen gaan om daar te studeren.' Een ander: `Nou, zo groot is de afstand nu ook weer niet. Paar minuten fietsen en je bent op de campus.' De rector: `De campus is een groot goed en spreekt veel mensen aan. Als ik verkondig dat er faculteiten in de binnenstad gebouwd moeten worden, breek ik de campusgedachte af. Dat kan niet. De UT heeft bewust gekozen voor een campus waar studenten wonen en studeren.'
De laatste stelling - als de UT haar studentenverenigingen verliest, dan verliest de UT ook haar ondernemende karakter - roept verwarring op.`Gaat het om alleen studentenverenigingen of ook om studieverenigingen?' Alleen studentenverenigingen is het antwoord. Het debat eindigt met de conclusie dat vooral studentenbedrijven het ondernemende karakter van de UT bepalen.
Sandra Pool