De studeerbaarheid van een programma, het nominaal kunnen studeren, lijkt lijnrecht te staan tegenover persoonlijke ontwikkeling, bijvoorbeeld door middel een minor. Dit betekent dat je nooit beide kan hebben en dat je als student dus altijd bij het maken van een keuze aan het kortste eind trekt. Toch zou het niet onaardig zijn als een universiteit daar wat flexibiliteit tegenover zou zetten, om bijvoorbeeld de studeerbaarheid te vergroten
Er zijn tal van manieren om flexibiliteit te vergroten, maar om het concreet te maken geef ik een voorbeeld: de minor.
De minor is een uniek deel van het curriculum ter grootte van 20 EC dat een student naar eigen keuze kan invullen. Het biedt je de mogelijkheid om eens door een geheel andere bril te kijken, wat een mooie aanvulling op je studie is.
Wat betreft minoren is praktisch alles mogelijk. Helaas weten veel studenten dit niet; komt dit doordat ze zelf niet goed genoeg de folders en internetsites lezen die de betreffende informatie bevatten of wordt er vanuit de faculteiten slecht gecommuniceerd over de mogelijkheden?
Er bestaan twee soorten minoren: geïnstitutionaliseerde minoren, dit zijn minoren van de universiteit zelf, opgesplitst in opleidings- en themaminoren en daarnaast bestaan er individuele minoren.
Stel nu eens dat je iets heel anders wilt, een eigen idee hebt over wat je wilt met je minor, dan bestaat er de mogelijkheid om hier zelf invulling aan te geven. Wanneer het door de student opgestelde plan wordt goedgekeurd door de examencommissie van de eigen faculteit mag het worden uitgevoerd.
Zijn studenten zich bewust van deze mogelijkheid? Wordt dit naar hen toe voldoende gecommuniceerd? Of ligt de drempel om van deze persoonlijke ideeën werkelijkheid te maken te hoog?
Ten eerste valt binnen het curriculum de minor samen met twee verplichte vakken. Als je er voor kiest je minor elders te volgen loop je dus altijd vertraging op. Wat gebeurt er: de student kiest ervoor een geïnstitutionaliseerde minor binnen de eigen universiteit te volgen. Goed voor de universiteit, want dat scheelt een heleboel administratief werk, maar er wordt ondertussen wel voorbij gegaan aan de mogelijkheid voor de student om zich optimaal te ontwikkelen.
Het probleem is duidelijk, maar hoe zou het kunnen worden opgelost? Naar mijn idee zijn er twee mogelijkheden:
- de minor gaat van 20 EC naar 30 EC, zodat zij uitkomt op precies twee kwartielen;
- óf, en dat is wellicht realistischer, de twee verplichte vakken uit het vaste curriculum worden omgewisseld met keuzevakken en elders in het curriculum ondergebracht.
De laatste optie houdt in dat er een vak uit het vaste deel van het curriculum vervalt en vervangen wordt door een extra keuzevak. Dat betekent dat je twee keuzevakken hebt in plaats van één en die kunnen dan geplaatst worden naast de minor. Op deze manier ontstaat er een blok van twee op elkaar aansluitende kwartielen waar de student naar eigen keuze invulling aan kan geven. Dit biedt de flexibiliteit die nodig is voor de optimale ontwikkeling van de student.
De opoffering die daarvoor moet worden gemaakt? Er vervalt één vak uit het vaste deel van het curriculum. Dat lijkt mij echter niet onoverkomelijk; het komt wel vaker voor dat vakken een inhoudelijke verandering ondergaan of worden samengevoegd.
Het idee om tijdens je tweede jaar de verplichte derdejaars vakken alvast te gaan volgen, om vertraging te voorkomen, lijkt mij in ieder geval géén haalbare oplossing, omdat er dan teveel druk komt te liggen in het tweede jaar.
De plaats en omvang van de minor liggen vast in het curriculum. Echter, faculteiten worden vrijgelaten om daaromheen naar eigen inzicht invulling te geven aan dit curriculum. De mogelijkheid om het keuzevak uit het derde kwartiel plus één extra vervanging te laten zijn voor de twee verplichte vakken die op dit moment de belemmering vormen om de minor van je keuze te gaan volgen, is een goede en haalbare oplossing.
Kortom, de huidige stand van zaken omtrent flexibiliteit en dan met name voor minoren, laat te wensen over. Zowel voor de actieve, breed georiënteerde student als voor de nominaal lopende student.
Het is haast ondenkbaar dat deze academische omgeving die openstaat voor internationalisering en doordrenkt is van individualisme, níet openstaat voor het creëren van mogelijkheden voor persoonlijke vorming en -ontwikkeling. En anders is het een gemiste kans.