Het Nederlandse hoger onderwijs volgt de internationaliseringsagenda van Bologna nog altijd redelijk. De invoering van het beter vergelijkbare bachelor-mastersysteem verloopt volgens plan, al scoort het hoger onderwijs wel magertjes op het punt van doorstroming.
Nederland blijkt het ten opzichte van de andere Bologna-landen niet slecht te doen, meldt het ministerie van OCW in Kennis in Kaart, het jaarlijkse rapport over de stand van zaken in het hoger onderwijs. Er worden volgens OCW al veel bachelor- en masterdiploma's uitgereikt. Ook is het hoger onderwijs bijna klaar voor een duidelijk diplomasupplement. Daaruit moet wereldwijd glashelder blijken waarin de afgestudeerde is opgeleid. Hoewel het nieuwe systeem vlot is ingevoerd en Nederland qua deelname aan bama-opleidingen een plek in de top tien heeft, stokt de doorstroming naar de masterfase enigszins. Dat komt door de hbo-bachelors, die vaak eerst een schakelprogramma moeten volgen om aan een WO-vervolgopleiding te kunnen deelnemen.
Opmerkelijk is de positie van Nederland als het gaat om internationale samenwerking en uitwisseling. In de ranglijst van Bolognalanden heeft Nederland weliswaar een plek in de subtop, maar de deelname van buitenlandse studenten aan het hoger onderwijs blijft ver achter ten opzichte van Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk. Net als de VS komt hun aandeel in Nederland niet boven de vier procent.
Het ministerie van OCW heeft ook de internationale ranglijstjes nagelopen. Die worden al jaren gedomineerd door de grote Britse en Amerikaanse universiteiten. Volgens het departement past hier de nuance dat instellingen in het Engelse taalgebied door hun schaalgrootte in het voordeel zijn. Doorgaans zijn er Nederlandse universiteiten terug te vinden in de middenmoot. Met citatiescores hoort het Nederlandse onderzoek overigens wel bij de hoogvliegers.
HOP, Thijs den Otter
