`Niks spel, knikkers!', roept Lazonder. `Natuurlijk wil ik die prijs graag winnen. Er zijn heel weinig mogelijkheden voor docenten om formeel erkenning te krijgen. Wij moeten het doen met een complimentje van collega's of studenten die zeggen dat je goed onderwijs geeft. Daar houdt het wel mee op. Daarom wil ik ook graag voor die prijs gaan.' Wilhelm was vorig jaar al UT- docent van het jaar. `Elke vorm van erkenning is belangrijk. Zo'n opleidingsprijs draag je met je mee, maar het winnen van de UT-prijs doet daar nog een schepje bovenop. Het is een ervaring die ik Ard van harte toewens. Het betekent echt wel wat. Ik wil een goede docent worden en zo'n prijs geeft het signaal dat ik daar goed mee aan het werk ben.'
Een juryrapport kregen de twee docenten niet. Beiden kregen alleen te horen dat ze gewonnen had. `Het was volgens het principe: de meeste stemmen gelden. Ik had kennelijk de meeste “kruisjes”, maar waarom weet ik helaas niet. Het is natuurlijk heel leuk, zo'n prijs, maar het zou nog leuker zijn geweest als die enigszins in perspectief geplaatst werd.' Wilhelm was volgens de opstellers van het rapport duidelijk en enthousiast. Eén student had gezegd dat hij geen moeite had om zijn ogen open te houden tijdens een college.'
Wat vinden de genomineerde docenten van elkaar?
`Ards belezenheid is een sterk punt', vindt Wilhelm. `Hij heeft ontzettend veel kennis en weet van de hoed en de rand. Ik schiet daar zelf wel eens te kort in, Ard staat altijd boven de stof. Ook denkt hij veel na over de manier waarop hij zijn colleges geeft: dit moet ik overbrengen: hoe doe ik dat het best? Dan loop je altijd het gevaar dat het te analytisch wordt, maar Ard giet het in een metafoor en voegt humor toe. Ook in de omgang met studenten is hij sterk. Hij heeft een losse stijl, laagdrempelig, maar je weet wel precies wie de baas is. Bovendien weet je als student dat je het vak écht leert.' Grijnzend: `Zo genoeg? `Kom maar op met dat kratje bier.'
Lazonder: `Pascal is passie. Hij is streng, maar rechtvaardig. We discussiëren vaak over onderwijs. Pascal is van mening dat je de lat hoog moet leggen en hem daar ook moet laten. Dat vind ik een hele goeie. Marchanderen werkt bij hem niet. Van een vijf wordt geen zesje gemaakt. Hij geeft gepassioneerd college en stapt soms buiten de reguliere paden. Hij maakt onderwijs leuk.'
Beide GW-docenten hebben een duidelijke filosofie over hoe je studenten bij de les houdt, al zijn er wel inhoudelijke verschillen. Wilhelm: `Ard was verbaasd dat ik tijdens een college over de invloed van drugs op de werking van de hersenen een verhaal hield over mijn eigen ervaringen met drugs. Ard zei: Pascal, dat kan écht niet. Maar, het past in mijn filosofie. Ik vind dat dat iets bijdraagt. Hoorcolleges lopen beter wanneer je studenten weet te raken. Ard denkt daar ook veel over na. Hoe je dat doet? Ik heb eens tijdens een hoorcollege een absence (een lichte epileptische toeval, JB) nagedaan. Het zijn trucjes waardoor je college meer een ervaring wordt.
`Groepen worden steeds groter', merkt Lazonder. `Je bent tegenwoordig gedwongen om hoorcollegeachtige vormen te gebruiken. Vergelijk het maar met een klein theater waar honderd mensen in passen. Dan spreek je al snel van een knus, gezellig theatertje. Een goede cabaretier weet de aandacht van zijn publiek vast te houden door goed na te denken over de vorm. Dat kan door spanningsbogen in te bouwen en de stof afwisselend te houden. En, belangrijk, hij dendert niet door. Zo werkt het met college geven ook.' Wilhelm: `Je leert als docent ter plekke te improviseren. Je gaat daar steeds verder in. Vraag je wel steeds af: heb ik niet teveel lopen geiten?'
`Onderwijs geven heeft soms minder leuke kanten', relativeert Lazonder. `Neem een paar praktische zaken. Studenten die afspraken niet nakomen of te laat verschijnen, gerommel in werkgroepen. Dat dwingt je vaak in de rol van strenge vader en daar hou ik niet van.' Wilhelm: `Toch zijn studenten je daar vaak dankbaar voor. Kijk naar de evaluatieformulieren en je ziet dat bij de populairste vakken de regels en procedures vaststaan en streng wordt toegezien op de naleving daarvan.'
`Tja', aarzelt Wilhelm. `Waarom ik UT-docent van het jaar moet worden en Ard niet? Eh, misschien heb ik het geld wel harder nodig, haha. Onzin natuurlijk. Wat ik me kan herinneren van dat rapport is dat ik mijn colleges veel handen en voeten geef. Ik plaats de stof in relatie met andere vakgebieden en de rest van de wereld. Perspectief bieden doe ik vanzelf en dat wordt als een sterk punt gezien. Ik weet niet of Ard dat ook doet.' Lazonder: `Ik zou het erg leuk vinden als Pascal na mij tweede wordt. Dan kunnen we samen een speech schrijven.' Serieus: `Ik loop wat langer mee dan Pascal en geef meer vakken in meer verschillende vormen. Het is vrij divers, ook qua onderwerpen. Ik moet echt alle registers opentrekken.'
De GW-docenten Ard Lazonder (links) en Pascal Wilhelm. (Foto Arjan Reef)