Van de huidige masterstudenten is nog geen tien procent van een andere universiteit afkomstig. Grote mobiliteit blijft vooralsnog toekomstmuziek.
Toen het Nederlandse parlement begin 2002 tot invoering van het bachelor-masterstelsel besloot, woog zwaar mee dat de overstap naar een andere universiteit eenvoudiger zou worden. Universitaire studenten moesten na drie jaar voor een andere instelling kunnen kiezen en ook de instroom van studenten uit het hbo zou moeten groeien.
Uit cijfers die de universiteitenvereniging VSNU verzamelde blijkt echter dat de meeste studenten honkvast zijn. De grootste mobiliteit zien we aan de twee Amsterdamse universiteiten: samen zijn ze goed voor 44 procent van de overstappers. Maar volgens een woordvoerder van de UvA was dit voorheen niet anders. Ook Utrecht is en blijft aantrekkelijk voor spijtoptanten.