Mesa+ kan het leeuwendeel van het toegekende bedrag tegemoet zien - ruim dertig procent - , maar moet zelf een soortgelijk bedrag in het project steken. Dat matchingprincipe geldt ook voor de andere partners. Reinhoudt noemt de toekenning `een enorme injectie', die echter groter lijkt dan ze is, gemeten naar de vele honderden onderzoekers die de komende jaren binnen het project zullen werken. `Wat minstens zo belangrijk is: we hebben de beste onderzoekers bij elkaar gebracht en opereren dus als nationaal team. Vergelijk het met Ajax en PSV. Het zijn elkaars rivalen in de competitie, maar op nationaal niveau - het Nederlands elftal- hebben ze hetzelfde belang. Dit consortium is precompetitief, ja. We hebben er met z'n allen drie jaar aan gewerkt om dit succes te behalen. In die tijd hebben we de krachten gebundeld, aan de voorwaarden voldaan en lijn gebracht in de organisatie. Het project is zelfs, vanwege de deelname van Philips, door de Europese Mededingingsautoriteit tegen het licht gehouden en goedgekeurd. We zijn ook heel blij met STW als projectbureau.'
Voor zichzelf ziet Reinhoudt deze mijlpaal als een soort kroon op het werk na een jarenlange inspanning met zijn instituut. `We halen dan wel het meeste geld binnen, maar we zijn ook het grootste. We hebben niet gehandeld vanuit een machtspositie, maar geheel op basis van wat de mensen hier de laatste jaren in wetenschappelijke zin hebben laten zien. En dat is nogal wat. De inbreng in de totstandkoming van NanoNed kwam bottom-up tot stand. Ik vind dat we dit verdienen nadat de UT vijf jaar geleden in de dieptestrategie de boot volledig miste. Dat leidde onder het rectoraat van Frans van Vught tot de oprichting van Mesa+ en de kanteling van de onderzoeksinstituten, met onder andere dit resultaat.'
NanoNed is een initiatief van acht kennisinstituten en Philips en behelst investeringen in experimentele faciliteiten, wetenschappelijk onderzoek en kennisdisseminatie. Met deze combinatie willen de initiatiefnemers de sterktes binnen Nederland op het gebied van nanowetenschappen en nanotechnologie bundelen. Bovendien, zo blijkt uit het bericht van NanoNed, `willen we gezamenlijk het toekomstpotentieel van nanotechnologie als bron van economische groei in een hoogproductieve, duurzame kenniseconomie voor Nederland vergroten'.
Het totale budget van NanoNed bestaat uit een Bsik-subsidie, een bedrag uit het budget van NanoImpuls (de voorloper van NanoNed) en de eigen bijdragen van de kennisinstellingen en het deelnemende bedrijfsleven. Het initiatief loopt tot 2009.
De partners in Nanoned zijn UT/MESA+ (David Reinhoudt, voorzitter), Kavli Institute of Nanoscience, TU Delft (Huub Salemink), CNM, TU Eindhoven (Bert Koopmans),
BioMade/MSC+ , Rijksuniversiteit Groningen (George Robillard), IMM, Radboud Universiteit Nijmegen (Theo Rasing), BioNT, Wageningen UR (Ernst Sudhölter),
Fotonica Group, Universiteit van Amsterdam (Rob Zsom), TNO Industrie en Techniek (Wart Mandersloot) en Philips Electronics Nederland (Henk van Houten).
NanoNed is georganiseerd in elf flagship programma's. In elk programma werken meerdere partners samen onder leiding van een flagship captain. In totaal omvat de samenwerking ongeveer 200 onderzoeksprojecten, die in de komende vijf jaar samen meer dan 1200 mensjaar onderzoek vertegenwoordigen. Daarnaast is een aanzienlijk deel van het budget bestemd voor NanoLab NL, een gedeelde onderzoeksfaciliteit met hoogwaardige apparatuur, die alle partners en nanotechnologie-onderzoekers in Nederland kunnen gebruiken. Verder is een deel van het budget gereserveerd voor het zogeheten Technology Assessment programma. In dit programma wordt sociologisch onderzoek gedaan naar toekomstige ontwikkeling van nanotechnologie en maatschappij, wat de impact zou kunnen zijn en hoe nanotechnologen daarmee rekening kunnen houden. Binnen de UT is daar de groep van gedragswetenschapper Arie Rip mee bezig.
Reinhoudt verwacht niet dat Mesa+ het geld steekt in groei van het instituut. Door het vertrek van een aantal prominente wetenschappers als Lagendijk en Van Hulst kan er een zekere teruggang mee worden opgevangen, verwacht hij. Er worden ook nieuwe aio-plaatsen mee gecreeerd, en waar nodig wordt de infrastructuur verbeterd.
Wat is er juist van het gerucht dat de TU Eindhoven zou gaan strijken met een technologisch topinstituut op het gebied van nanotechnologie?
Reinhoudt: `Niets. Ik stoor me al een hele tijd over de onjuiste berichtgeving hierover in de media. Eindhoven is helemaal niet in de race om een nano-TTI. Wel is men daar bezig - en daardoor is die verwarring ontstaan- met het optuigen van een instituut dat zich bezig gaat houden met wireless devices en dunnefilmtechnologie. Dat is een samenwerkingsverband tussen TNO en IMEC, Leuven. Het is micro- en geen nanotechnologie. Verder zit het zo: een topinstituut nanotechnologie is altijd een landelijk fenomeen en staat los van de universiteit. Zoals het Telematica Instituut ook los van de UT staat. De research binnen zo'n TTI wordt aangestuurd door de industrie. Daar hebben anderen dus niets over te vertellen. De deelnemende industriële partners brengen ook de helft van het geld in. Wij, en dan bedoel ik het bestuur van NanoNed, opteren inderdaad voor zo'n TTI.'
Waarom?
`Om daarmee het gat dat er zit tussen een basisuitvinding en de industriële productie aanzienlijk te versnellen. Je hebt daar industrie voor nodig en die is in opkomst. Minac is de vereniging, of zoals je wilt het platform, waar zo ongeveer alle bedrijven in deze sector bij zijn aangesloten. In feite willen we met zo'n TTI technologische kennis omzetten in nieuwe werkgelegenheid. Dat is ook de filosofie achter de Bsik-projecten. Ik denk dat Twente een goede kans maakt als vestigingsplaats van een dergelijk nationaal instituut vanwege de aanwezigheid van een nieuwe UT-cleanroom, waarvan ik de tekeningen net heb gezien, en de aanwezigheid van Mesa+ met haar kennis, infrastructuur en ambiance van dertig kleine bedrijven eromheen. Een cleanroom is een kostbare investering. Een nieuw TTI zal het dus in elk geval moeten doen met een reeds bestaande cleanroomfaciliteit. Maar ik denk dat er niet eerder dan in 2006 of 2007 geld voor beschikbaar komt. Het duurt dus nog even'.
David Reinhoudt