Het metaalonderzoek dat de UT inbrengt in het nationale NIMR zit verdeeld over drie groepen bij Construerende Technische Wetenschappen. Huétink's eigen groep bij Technische Mechanica is bekend door het modelleren van metaalomvormingsprocessen. Met het eigen simulatiepakket DiekA kan hij doorrekenen wat er in het metaal gebeurt bij bewerkingen zoals walsen of dieptrekken. Via de eindige elementen methode komt aan het licht waar in het metaal spanningen ontstaan, waar kwetsbare plekken zitten. In de groep Werktuigbouwkundige Automatisering van zijn collega Jonker worden mechatronische oplossingen ontwikkeld voor metaalbewerkingen met de laser: hoe kan een lasrobot de lasnaad zo goed -en snel- mogelijk volgen. De tribologie-groep van collega-hoogleraar Schipper richt zich op wrijving, slijtage en smering. In totaal werken er 14 onderzoekers die in dienst zijn van het NIMR, waarvan meer dan de helft bij Huétink.
Het Nederlandse metaalonderzoek doet 'leuk' mee in de wereld, vindt de hoogleraar. Zo kon hij onlangs op een conferentie in Korea leuke resultaten laten zien. 'In de automobielindustrie wordt steeds meer 'hoge sterkte staal' gebruikt. Een probleem daarbij is dat het terugveert na een bewerking, méér dan we gewend waren bij laagkoolstofstaal. Een groot deel van de presentaties ging over dit probleem. Met onze modellen kunnen we hier uitspraken over doen. Zodat we in de bewerkingsstap misschien wel vooraf kunnen compenseren voor het terugveren.' Waar het in Nederland wel aan ontbreekt is de industriële achterban, metaalverwerking is niet vaak core business. Daarom is het NIMR ook belangrijk, vindt Huétink. 'Zonder het NIMR had ik een deel van het onderzoek ook wel gefinancierd gekregen, maar juist de samenhang binnen het instituut vind ik belangrijk.'
Het NIMR is een van de vier technologische topinstituten (TTI's) die in 1997 zijn opgericht. De drie technische universiteiten participeren erin, de Rijksuniversiteit Groningen en een aantal bedrijven waarvan de grootste Corus is, het voormalige Hoogovens. Het Ministerie van EZ financiert het instituut voor de helft, de andere helft komt van de bedrijven en universiteiten. Binnen de UT valt het onderzoek onder het speerpuntinstituut IMPACT (ontstaan uit de fusie van PIT en TIM). De eerstegeldstroom-bijdrage van de UT wordt via IMPACT gewaarborgd. Een groot deel van de bedrijvenbijdrage komt van Corus, waarmee Huétink altijd al goede banden heeft. De andere TTI's zijn het Telematica Instituut op de UT-campus, het Dutch Polymer Institute in Eindhoven en het Wageningen Centre for Food Sciences. De Technologiestichting STW heeft de eerste vier jaar TTI's onlangs geëvalueerd en geconcludeerd dat ze alle vier door mogen. Ook voor het NIMR was het eindoordeel positief. Huétink: 'Daarom is de termijn van vier jaar nu ook verlengd naar zes. Plus nog eens een afbouwfase vanvier jaar, als dat van toepassing mocht zijn. Eigenlijk is het dus zo dat we voor tien jaar financiering hebben. Tot mijn pensioen zit ik wel redelijk vol.'