Het officiële aantreden van Wim van Leussen (55) als deeltijdhoogleraar River Basin Management bij Civiele Techniek en Bestuurskunde wordt gemarkeerd met een symposium over 'Waterbeheer in de 21e eeuw'. Volgende week donderdag (4 april) vullen wetenschappers, bestuurders en waterbeheerders een ruim dagdeel met voordrachten over de toenemende complexiteit van waterbeheer. Van Leussen zelf besluit het symposium met zijn oratie, waarin hij onder meer ingaat op de gevolgen die het vergroeien van technische, organisatorische en bestuurskundige vraagstukken in het moderne waterbeheer voor de civieltechnische ingenieur heeft.
'Vroeger ging het bij waterbeheer hoofdzakelijk om het beschermen tegen overstromingen of het op peil houden van vaardiepten. Als er een probleem was zette je een paar ingenieurs bij elkaar en die kwamen dan met een oplossing. Nu hebben we het over integraal waterbeheer, kijken we veel meer naar het hele watersysteem en naar de natuurbeheer- en milieuaspecten. Bovendien wordt het water steeds meer maatschappelijk ingebed. Men ziet niet alleen meer de dreiging maar ook steeds meer de mogelijkheden van het water, bijvoorbeeld voor de ruimtelijke inrichting.'
Van Leussen studeerde civiele techniek in Delft, promoveerde in Utrecht, studeerde (midden jaren negentig) bestuurskunde aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur en werkte onder meer bij het Waterloopkundig Laboratorium en in diverse functies bij Rijkswaterstaat. Naast zijn mede door Rijkswaterstaat gefinancierde UT-hoogleraarschap (voor twee dagen in de week) blijft hij hoofd van de afdeling Integraal Waterbeheer bij de directie Limburg van Rijkswaterstaat, waar hij zich onder andere intensief met de Maaswerken bezighoudt.
Wat is het eigenbelang van Rijkswaterstaat bij deze personele constructie?
'Die is er natuurlijk wel, maar het is moeilijk te meten hoe groot die is of wat het oplevert. Uiteraard heeft Rijkswaterstaat veelbelang bij goed opgeleide jonge mensen, vooral uit de bètahoek. Zeker als je ziet dat op dat gebied de komende jaren een groot tekort verwacht wordt. En het klinkt misschien raar, maar soms is het bij bepaalde, vooral internationale projecten niet onaardig als je als Rijkswaterstaat eens een hoogleraar naar voren kunt schuiven.'
U wordt hoogleraar River Basin Management. Hoe doe je dat, een stroomgebied managen?
'Belangrijk is dat je het stroomgebied als geheel bekijkt: niet alleen de rivier, maar ook het land eromheen. Daar komen de werkelijke problemen vandaan: de belangrijkste bronnen van vervuiling zitten niet in of op de rivier, maar op het land; het meeste regenwater valt niet in de rivier, maar op het land; door de verstedelijking houdt het land het water minder lang vast en worden afvoergolven steeds groter en sneller ... Als je daarvoor oplossingen wilt vinden krijg je met heel veel instanties en complexe overlegcircuits te maken: met de gemeenten, het rijk, landbouworganisaties, natuur- en milieuorganisaties, noem maar op. Het symposium op 4 april gaat hoofdzakelijk over de vraag hoe je op een eigentijdse manier leiding kunt geven aan dat soort processen.'
In uw oratie gaat u het hebben over de veranderende profiel van de civieltechnische ingenieur die zich in de toekoemst met waterbeheer gaat bezighouden. Hoe ziet de nieuwe civiele technieker eruit?
'Toen ik werd opgeleid kon je bij wijze van spreken elk vraagstuk oplossen als je de theorie maar beheerste, meestal door een sommetje te maken. Dat is al lang niet meer zo. Er wordt steeds meer gelet - ook bij Rijkswaterstaat - op competenties van mensen: kunnen ze zich inleven in situaties, begrijpen ze het proces, hebben ze de kennis en vaardigheden om processen te sturen, zijn ze in staat om in gezamenlijkheid problemen op te lossen.
'Door de integrale benadering van het waterbeheer moet je wel veel meer samenwerken met allerlei andere disciplines en zal een student zich dat soort dingen veel meer eigen moeten maken. Een som oplossen is niet meer de uitdaging, maar wel hoe je in complexe situaties een stap verder kunt komen door beargumenteerde keuzes te maken en anderen te overtuigen.
'Uiteindelijk leert iemand het vak pas echt door het te doen, maar je kunt er wel voor zorgen dat hij niet volkomen wezensvreemd de praktijk binnenstapt. Daarom wil ik ook heel veel met parktijkcases gaan werken.'