Na ruim twee maanden stilzwijgen hebben de vakbonden en universiteitenvereniging VSNU het overleg hervat. Werkgevers en werknemers praatten sinds half januari niet meer met elkaar vanwege een ruzie over de uitvoering van de lopende cao.
Heet hangijzer was vooral de verdeling van de zogenoemde Van Rijn-gelden, die bedoeld zijn om werk in sectoren als onderwijs en zorg aantrekkelijker te maken. De bonden wilden over de besteding van dat geld op centraal niveau afspraken maken, terwijl de universiteiten het liever lokaal regelden.
De vakbonden zagen daarin een breder probleem: de VSNU zou van haar leden - de veertien universiteiten - voortdurend geen mandaat krijgen om namens de sector te onderhandelen. De universiteiten willen het liefst zo veel mogelijk lokale afspraken maken. In het afgelopen jaar botsten bonden en universiteiten al over vergelijkbare kwesties, zoals de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van promovendi.
De vakbonden schortten daarom alle overleg met de werkgevers op centraal en lokaal niveau voor onbepaalde tijd op. Het conflict kwam hoogst ongelegen, omdat binnenkort de onderhandeling beginnen over een nieuwe cao voor de Nederlandse universiteiten. De huidige overeenkomst loopt in mei af.
Tijdens een informeel overleg, eind vorige week, werd de impasse doorbroken. Weliswaar blijft de precieze besteding van het Van Rijn-geld een lokale zaak, de VSNU en de bonden gaan in ieder geval op centraal niveau de hoofdlijnen bewaken. Hun bevindingen worden verwerkt in de verplichte jaarlijkse rapportage over 'Van Rijn' die de universiteiten aan minister Hermans sturen.
Het geld, in totaal zo'n veertig miljoen euro, wordt onder meer gebruikt voor zogenoemde 'dakpanconstructies': de aanstelling van jong wetenschappelijk personeel om oudere wetenschappers na hun pensionering te kunnen vervangen.
Daarnaast liepen bonden en VSNU alvast vooruit op de onderhandelingen over een nieuwe cao. De universiteiten hebben toegezegd te praten over een eindejaarsuitkering voor personeel van universiteiten. Uiteindelijk moet die uitgroeien tot een dertiende maand.