Opmerkelijk

| Redactie

Koolmezen hebben hun communicatie aangepast aan stadslawaai. Daardoor zijn ze waarschijnlijk beter in staat zich te handhaven als broedvogel in verstedelijkte gebieden. De mezen zingen op lawaaierige plekken met gemiddeld hogere registers van hun stem dan soortgenoten die niet wonen in een omgeving waar luide tonen met overwegend lage frequenties de dienst uitmaken. Twee evolutionaire gedragsbiolo

Koolmezen hebben hun communicatie aangepast aan stadslawaai. Daardoor zijn ze waarschijnlijk beter in staat zich te handhaven als broedvogel in verstedelijkte gebieden. De mezen zingen op lawaaierige plekken met gemiddeld hogere registers van hun stem dan soortgenoten die niet wonen in een omgeving waar luide tonen met overwegend lage frequenties de dienst uitmaken. Twee evolutionaire gedragsbiologen van de Universiteit Leiden toonden dit aan.

Nu stedelijke gebieden, snelwegen en vliegvelden zich als olievlekken uitspreiden is door mensen geproduceerd lawaai bijna alomtegenwoordig geworden. Evolutionair gesproken zorgen luide en lage geluiden van auto's, vliegtuigen en machines voor een nieuwe selectiedruk op dieren die gebruik maken van akoestische signalen. De wereldwijde verstedelijking kan daarom gezien worden als een selectie-experiment van ongekende proporties: welke soorten zullen zich aanpassen, en welke zullen ten onder gaan?

Er is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de effecten van geluidsvervuiling op het afnemen van de dichtheid en diversiteit van soorten. Bovendien is weinig bekend over de adaptieve strategieën van soorten die zich temidden van de herrie toch staande houden. Een voorbeeld van zo'n survivor is de koolmees. Oorspronkelijk woonde die in de bossen, maar tegenwoordig voelt hij zich ook thuis in lawaaierige stadscentra en in de buurt van snelwegen.

De biologen Slabbekoorn en Peet maakten geluidsopnamen in Leiden en Leiderdorp, onder andere langs de A4, en toonden aan dat koolmezen in staat zijn hun zang aan te passen om interferentie met het stadslawaai te voorkomen. Koolmezen die in drukke steden wonen blijken te zingen met een hogere minimum frequentie dan soortgenoten in een rustiger omgeving. Waarschijnlijk leren ze slechts een beperkt deel van hun register te gebruiken, om te voorkomen dat hun communicatie opgaat in het stads- en verkeerslawaai, dat over het algemeen bestaat uit tonen van een lage frequentie.


Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.