'Geweld rationaliseren we het liefst weg', was de stelling van de eerste spreker, prof.dr. René Boomkens. De hoogleraar sociale en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen bedoelde met het 'wij' de liberale westerling zoals we die vanaf de 19e eeuw in Europa kennen. Hij schetste een dubbele reactie van de liberale mens op oorlog. Enerzijds worden volgens Boomkens geweld en oorlog onzichtbaar gemaakt: 'Geweld noemen we al gauw 'structureel' geweld of criminaliteit, iets dat niet bij ons hoort. En de overheid krijgt wat betreft oorlog een uitzonderingspositie zodat het geweld ook daar efficiënt buiten de samenleving is gesloten.'
Aan de andere kant, zo tekende Boomkens, heeft de liberaliseringsgolf juist veel oorlogsgeweld veroorzaakt: de negentiende eeuw kende hierdoor vele burgeroorlogen en revoluties.
Ondanks de voorspelling van de Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama, die beweerde dat oorlog in de liberale democratie slechts een achterhoedegevecht zou zijn, is oorlog steeds meer een actieve verbreiding van het westers wereldbeeld geworden. Kijk naar Kosovo, Afghanistan, Irak; dit lijkt in strijd met de het 'wegrationaliseringsgedrag' dat de liberalen eigen is, zo concludeerde Boomkens.
Op deze tegenstelling ging UT-hoogleraar Jaap de Wilde in. 'We schrijven de oorlog weg' verdedigde de hoogleraar die onder meer verbonden is aan het Centrum voor Europese Studies van de UT. Vanuit het 'polder-wij' liet De Wilde via een enkele illustratie zien hoe de oorlog in de literatuur en het onderwijs óf in het voordeel van Nederland wordt beschreven, óf helemaal niet. 'Wie weet wat onze jongens in Indonesië allemaal uitgespookt hebben?', was de prikkelende vraag. De Wilde bepleitte dan ook een goede geschiedenisbeschrijving, want die bepaalt uiteindelijk hoe we tegen een oorlog aankijken.