Nederland bood in de periode augustus 2001 - september 2002 relatief de meeste engelstalige programma's aan, honderdvijftien om precies te zijn. Gemeten naar het aantal instellingen met engelse curricula staat Nederland vijfde, qua aantal ingeschreven studenten bij die richtingen derde. In het totaalklassement scoort alleen Finland hoger.
Blijkens de studie is het niet toevallig dat landen met kleine talen hoog scoren. Eén van de belangrijkste drijfveren voor het aanbieden van engelstalige cursussen blijkt namelijk het concurrentienadeel te zijn.
Met de vergaande verengelsing van het hoger onderwijs levert Nederland een aardige bijdrage aan de wens van de ACA om veel meer te internationaliseren. Met de kennis van de engelse taal doet Nederland dat minder. Negen van de zeventien instellingen met één of meer engelstalige programma's rapporteerden aanmerkelijke problemen met het engels van de studenten. Die 53 procent vinden de onderzoekers 'ontzettend hoog', hoger dan in enig ander onderzocht land. De 38 procent die Finland op dit punt scoort, vinden de onderzoekers al veel te gortig.
Eerder was al gebleken dat met name grote aantallen Chinezen het engels onvoldoende machtig zijn als ze zich bij een Nederlandse instelling aanmelden. Controle hierop is moeilijk. Waarschijnlijk zijn er enkele miljoenen Chinezen met de naam Chang Lee.
Ook met het engels van de docenten in Nederland zit het nog niet snor. Hier gaat ons land weer aan kop, met ruim eem kwart van de instellingen die aanmerkelijke problemen melden.
In de tijdperken Ritzen en Hermans werden de universiteiten en hogescholen aangemoedigd om veel over de grens te kijken. De aanhoudende bezuinigingen op het hoger onderwijs vormden een extra stimulans om zoveel mogelijk buitenlandse studenten in te lijven.
De bevindingen van het onderzoek wijzen erop dat het internationaliseringsbeleid van het ministerie van onderwijs en politiek Den Haag in ieder geval in kwantitatief opzicht zijn vruchten heeft afgeworpen.