De ACO vindt dat door de UT 'niet aannemelijk is gemaakt' dat de voorgestelde opleiding zal bijdragen tot het oplossen van de 'tekortproblematiek in de zorg.' Bovendien schrijft de commissie in haar rapport dat 'te veel kwesties onduidelijk zijn, onvoldoende uitgewerkt en onvoldoende doorgesproken met andere actoren.' Met name is niet voldaan aan 'een heldere positionereing van de nieuwe beroepsbeoefenaren in de maatschappij en in de beroepsstructuur.' Ook zet de ACO grote vraagtekens bij het voornemen van de UT om al in september 2003 met de opleiding te starten.
Het gebeurt volgens ingewijden zeer zelden dat de minister een ACO-advies niet opvolgt. Oorzaak hiervan kan zijn dat de ACO op het moment van advisering nog niet beschikte over het advies van de expertcommissie, die door de minister van Volksgezondheid was ingesteld om een uitspraak te doen over het beroepsprofiel en het beroepsperspectief van de beoogde studie.
Die commissie, onder leiding van VU-rector T. Sminia, concludeert dat er wel degelijk vraag is naar 'technisch en natuurwetenschappelijk geschoolde academici, die medisch specialisten kunnen ondersteunen.' Sminia stelt echter met nadruk dat de op te leiden klinisch technologen niet zelfstandig diagnostisch of therapeutisch werkzaam mogen zijn, als gevolg waarvan ook geen wetswijzing nodig is.
De commissie Onderwijs en Onderzoek van de universiteitsraad wijdde dinsdag een informeel overleg aan Klinische Technologie. Voorzitter Marieke Hazebroek: 'We maken ons zorgen over de haalbaarheid: er moet nog wel erg veel gebeuren wil de opleiding al over een half jaar beginnen.' Twee andere pijnpunten zijn de bekostiging van de opleiding en het profiel van de nieuwe studie. Hazebroek: 'Wij willen dat alle financiële middelen die nodig zijn uit Den Haag komen en niet door de UT zelf opgehoest moeten worden. Ook willen we het hebben over het profiel, bijvoorbeeld over de positie van de klinisch technoloog ten opzichte van de gewone arts. De opmerkingen uit het rapport van de ACO nemen we natuurlijk mee in de discussie.'
Over twee weken praat de commissie Onderwijs en Onderzoek verder met rector Frans van Vught tijdens een formeel overleg, tervoorbereiding op het besluit dat op 4 maart moet vallen.