En daarmee heeft de UT zijn eigen Kleine Modderkruiper, het beestje dat met zijn beschermde status sterker was dan stukjes Betuwelijn. De Grote Gele Kwikstaart (motacilla cinerea: 'iets groter dan de Gewone Gele Kwikstaart, grijze mantel, bewegingen sierlijk en levendig, wipt met achterlijf en staart') gaat het in z'n eentje opnemen tegen de bulldozers van de gemeente Enschede en de geldzucht van het armlastige UT-bestuur.
Ze hebben het goede nieuws al gehoord, de kwikstaarten, die zondag meevlogen in de protestmars.
'We zijn zeldzaam,' zegt het kwikstaartvrouwtje.
'O ja?' vraagt het mannetje ('opvallend lange, voortdurend wippende staart').
'Dat zeggen ze.'
'Nou en?'
'Nou gaan ze ons beschermen.'
'Hoe dan?'
'Door geen weg aan te leggen.'
'Waarom niet?' bromt het mannetje.
'Kunnen we ons rustiger vermenigvuldigen,' zegt het vrouwtje.
'O. Neuken?'
'Ja. Maar nu even niet.'
'Waarom niet?'
'Zijn we straks niet zeldzaam meer.'
Sprookje?
Er was eens een klein wit huisje in een diep donker woud. De bewoners van het huisje leefden er in grote harmonie. Op een dag werden ze opgeschrikt door hevig gebons op de deur.
'Knibbel knabbel knuisje, wie klopt er aan mijn huisje', reageerden de harmonieuze bewoners verstoord. De bewoners hielden namelijk niet zo van stoorzenders, die hinderden hen bij hun belangrijke werk waarvoor ze speciaal een rustig plekje in het woud hadden opgezocht.
'Doe open', zei de bezoeker. 'Ik heb een klacht.' De bewoners deden voorzichtig de voordeur open. Voor hen stond een grote meneer met zevenmijlslaarzen om zijn voeten en in zijn hand eenlege plastic zak. 'In deze zak zaten allemaal broodkruimels', zei de man. 'Daarmee heb ik het traject van de nieuwe snelweg uitgezet. Maar nu ik wil teruglopen zijn alle kruimels weg. Heeft u daar iets mee te maken?'
De bewoners schudden het hoofd. 'Nee hoor', zeiden zij in koor. 'Maar wat zegt u nu allemaal over een snelweg?'
'Ja, de economie vraagt erom.', zei de man.
'Het is een heel goed idee', zeiden de bewoners. 'We zullen u de weg naar het gemeentehuis terugwijzen.' De bewoners wisten natuurlijk dat nog nooit iemand de weg uit het donkere woud teruggevonden had en zetten hem op het verkeerde spoor. Vrolijk zwaaiden ze de man gedag.
'Wonderbaarlijk dat hij hier aanklopte', zeiden ze daarna tegen elkaar. 'Anders hadden wij hem niet op een dwaalspoor kunnen zetten!'
'Zo wonderbaarlijk is dat niet', hoorden ze ineens. Boven hun hoofden vloog een grote gele vogel. 'Het waren heerlijke broodkruimels!', kwetterde hij. En vrolijk klapwiekte hij weg onderwijl neuriënd: 'niemand weet, niemand weet dat ik de Grote Gele Kwikstaart heet'.
En ze leefden nog lang en gelukkig.