De opleiding verschilt wezenlijk van de opleiding geneeskunde en het beroep van arts. De UT mag in haar voorlichting dan ook niet de indruk wekken artsen op te leiden. Er komt van overheidswege een begeleidingscommissie (zoals gebruikelijk bij studies die voor een geheel nieuw beroep opleiden) die onder meer op naleving daarvan zal toezien.
Het definitieve jawoord voor klinische technologie bereikte de UT begin deze week. In hun brief stellen de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen, en Volksgezondheid, Welzijn & Sport, Annette Nijs en Clemence Ross dat de inschrijving van studenten en diplomering dient te geschieden onder de naam klinische technologie. De UT mag, als ze dat wil, de naam technische geneeskunde blijven gebruiken maar dient steeds in woord en gebaar naar buiten toe duidelijk te maken dat het niet gaat om een artsenopleiding. Deze nadrukkelijke kanttekening die de bewindslieden maken, is gebaseerd op een drietal adviezen, te weten van de Adviescommissie onderwijsaanbod (ACO), een speciaal ingestelde expertgroep die zich boog over het beroepsbeeld van de beoogde opleiding, en een commissie ingesteld met het oog op de besteding van de tweede tranche middelenverdeling voor de bachelors en masters.
In het gezamenlijk advies heet het dat een spoedige start van een opleiding voor het beroep van klinisch technoloog wenselijk is, evenals een transparante voorlichting voor de aankomend student, plus eindtermen die aansluiten bij de beroepsvereisten van het nieuwe beroep, 'niet zijnde het beroep van arts'.
'Hoewel op dit moment nog niet alle details van de opleiding en het beroep zijn uitgekristalliseerd' willen Nijs en Ross niet langer wachten. 'Een gaandeweg verdere ontwikkeling is te prefereren boven af te wachten tot het beeld volledig duidelijk is. Wij maken die keuze vanwege de urgentie van de problematiek in de zorg en de brede steun voor de gedachte dat een beroep op het snijvlak van geneeskunde en technologie een wezenlijke en zinvolle aanvulling is op de beroepsstructuur in de gezondheidszorg.' De begeleidingscommissie, heeft zoals gezegd, tot bijzondere taak toe te zien op de presentatie van de opleiding en het beroep. Daarnaast zal ze (laten) onderzoeken op welke wijze de voortschrijdende technologie doorklinkt in het onderwijsbestel en klinische technologie een plaats krijgt in de (nieuwe) beroepenstructuur in de zorg. In dat verband zal ook de maatschappelijke behoefte aan technologisch geschoolde werkers in de zorg worden onderzocht.
De UT maakt het Paviljoen, waar nu nog een deel van het Facilitair Bedrijf zit, vrij voor klinische technologie. Rector van Vught, die veel energie heeft gestopt in het binnenhalen van de opleiding, denkt dat er gestart kan worden met in elk geval 50 en hooguit 75 eerstejaars.
zie ook DRIELUIK COMPLEET