Visitatiecommissies krijgen een cruciale rol bij het voortbestaan van hbo- en wo-opleidingen. Hun bevindingen worden basis van de beslissing van de Nederlandse Accreditatie Organisatie (NAO) over het verlenen van keurmerken.
Dat blijkt uit de voorlopige versie van het accreditatiekader van de NAO, dat in februari 2003 definitief wordt vastgesteld en in mei door de minister van Onderwijs aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd.
De politiek verwacht van de NAO niets minder, dan dat zij scherprechter in het Nederlandse hoger onderwijs wordt. Zonder het kwaliteitsstempel van de NAO krijgen de opleidingen geen overheidsbekostiging en hun studenten geen studiefinanciering.
Op papier hebben visitatiecommissies nu al een belangrijke rol bij de beslissing over het voortbestaan van matige tot slechte opleidingen, maar die komt niet uit de verf. Het gebeurt zeer zelden dat de Inspectie op basis van een negatief visitatierapport de stekker uit een opleiding trekt.
De door de NAO voorgestelde aanpak wijkt sterk af van de werkwijze die eerder werd gevolgd bij de proefaccreditaties onder de vlag van de HBO-Raad. Die hadden het karakter van een visitatie met een schier oneindige lijst checkpunten, die zowel de leden van de commissie als de onderzochte opleidingen een grote hoeveelheid werk bezorgden. De vraag rees of de NAO bij toepassing een dergelijk protocol niet zou bezwijken onder de werkdruk.
De NAO wil de visitatie delegeren, waarbij de opleidingen zelf kunnen kiezen welke instantie deze moet uitvoeren. Nu gebeurt dat nog uitsluitend onder de vlag van de VSNU (universiteiten) of HBO-Raad (hogescholen). De blik zal hoofdzakelijk zijn gericht op de interne kwaliteitszorg, het niveau van de afgestudeerden en het onderwijsrendement. Daarnaast wil de NAO letten op doelstellingen, onderwijsprogramma, het personeel en de voorzieningen.
Het orgaan wordt voorgezeten door voormalig collegevoorzitter Loek Vredevoogd van de Universiteit Leiden.