Dit blijkt uit een online opiniepeiling die het bureau Newcom Research & Consultancy de afgelopen week in opdracht van deze krant onder ruim 800 UT-studenten uitvoerde. Van de respondenten woont 53 procent in de stad (Enschede) en 28 procent op de campus. Negen procent woont nog bij zijn of haar ouders thuis en Hengelo herbergt slechts drie procent van de UT-bevolking.
Het vinden van een kamer is niet moeilijk, stelt 64 procent van de studenten. Slechts 11 procent vindt van wel. Een vergelijkbaar percentage (tien procent) is van mening dat de kwaliteit van de Enschedese studentenwoningen (stad en campus) laag of zeer laag is. De meerderheid (54 procent) vindt echter dat er niet zo veel aan te merken is op de kwaliteit van hun onderkomen. Niet verbazend dus dat 60 procent van de respondenten aangeeft niet van plan te zijn om binnen een jaar te verhuizen.
Gemiddeld betaalt een UT-student 227 euro aan kamerhuur per maand, inclusief gas, water en licht. De meeste huurders (47 procent) vinden de huisvestingskosten in Enschede relatief laag; 17 procent vindt ze aan de hoge kant. Hoe dan ook, de woonlasten maken een substantieel deel uit van het totaalbedrag dat de UT-student maandelijks uitgeeft: 557 euro. Daar staan echter gemiddeld 607 euro aan inkomsten uit diverse bronnen (inclusief studiefinanciering) tegenover.
De studiefinanciering blijft de belangrijkste inkomstenbron voor 34 procent van de ondervraagden. Op de tweede plaats eindigen de ouders als geldschieters: voor 30 procent zijn zij de hoofdinkomstenbron. Een bijbaantje brengt bij 21 procent van de UT-studenten het meeste geld in het laatje. UT'ers die een betaalde bijbaan hebben (63 procent van de ondervraagden heeft er eentje) verdienen daarmee gemiddeld acht euro per uur.
Opvallend is dat studenten van de faculteiten Gedragswetenschappen en BBT het vaakst een betaalde bijbaan hebben: 73 procent van de GW'ers en 70 procent van de BBT'ers. Van de drie technische faculteiten zijn de TNW'ers het meest actief op dit gebied (67 procent), op afstand gevolgd door de beduidend minder bijbeunende studenten van EWI (57 procent) en CTW (55 procent).