De Europese Commissie grossiert in rankings van economische regio's. En ook de media en ministeries zijn tuk op lijstjes met tops en flops van regionale economieën. `Menig bestuurder laat zich door dat soort lijstjes ophitsen,' zegt Gert-Jan Hospers. `Want het is de nachtmerrie van elke bestuurder om met zijn regio ergens diep in de middenmoot of onderaan zo'n lijstje te eindigen.'
Hospers, econoom en medewerker van de faculteit Bedrijf, Bestuur en Techno-logie, promoveert volgende week donderdag op een onderzoek naar veranderingen in regionale Europese economieën. Gevolg van het Brusselse beleid om `best practices' à la Silicon Valley ten voorbeeld te stellen, is volgens Hospers dat regiobestuurders steeds meer hun best doen om dat soort succesverhalen te kopiëren. Met weer als gevolg: meer van hetzelfde, regio's die zich niet van andere onderscheiden.
Maar het kan ook anders, stelt Hospers: `Ik snap wel dat elke bestuurder groots en meeslepend wil besturen en vernieuwend bezig wil zijn. Op zich niks mis mee. Maar wat je vaak ziet is, dat ze de mooiste toekomstscenario's ontwikkelen, maar niet eerst nagaan waar hun eigen regio nou precies goed in is. Natuurlijk kun je kijken welke kansen sexy disciplines als ict, bio- en nanotechnologie te bieden hebben, maar zorg dan vervolgens wel voor inbedding in de bestaande structuur van je regionale economie. Als je dat niet doet, dan doe je geen recht aan de endogene potenties van de regio.'
In plaats van het Europese beleid dat op het `namaken' van best practices gericht is, beveelt Hospers het ontwikkelen van `glokale strategieën' aan: het stimuleren van innovaties die unieke lokale tradities koppelen aan globale trends in de macro-economie. Casestudies van de economic change in de Deense Öresund, op Sardinië en in het Duitse Ruhrgebied bewijzen volgens Hospers dat die strategie werkt.
Hoewel die casestudies de hoofdmoot vormen van zijn proefschrift, doet Hospers daarin en passant ook graag uitspraken over de Twentse situatie. Met de traditionele economische productiefactoren is in deze regio volgens Hospers niets mis, net zo min als met het regionale arbeidspotentieel. Maar de zwakke schakel in de drie belangrijkste groeifactoren voor een regionale economie vormt het imago van Twente. `Internationaal heeft Twente geen imago en nationaal een vrij traditioneel imago. Buiten Twente kan men zich niet echt iets flitsends bij deze regio voorstellen.'
Toch ziet Hospers voorlopig niets in een flinke campagne om het Twentse imago op te poetsen. Wel in een regionale Realpolitik. `Zolang de Twentse bestuurders niet in staat zijn één vuist te maken richting Den Haag en het onderling ook niet eens zijn of Twente nu een stedelijke of een plattelandsregio is, kun je zo'n campagne niet voeren. Wat je intussen wel kunt doen, is rekening houden met het feit dat je naar buiten toe niet zo'n sterk imago hebt.
Realiseer je dat je een doodgewone regio bent en verkoop jezelf niet als het tweede Amsterdam of Barcelona. Zodra mensen in Enschede aankomen, merken ze toch dat dat een lachertje is. Begrijp me goed: ik woon en werk hier heel graag, en het beeld dat veel mensen van Twente hebben klopt zeker niet met de werkelijkheid. Maar ik vind wel dat je realistisch moet zijn in je regiopolitiek. Prachtige theorieën over regionale ontwikkeling mogen niet automatisch een substituut worden voor common sense. Richt je dan eerst maar eens op je eigen bevolking en zorg ervoor dat je jongeren hier weet vast te houden. Bedien ze met een goed opleidingsaanbod en probeer ze na hun studie te behouden voor de regio.
`Of begin nog eerder, op de basisschool. Vroeger hingen er productkaarten in de klas: elke leerling wist precies wat er in zijn provincie gemaakt werd, waar zijn regio goed in was. Nu weten kinderen niet eens meer waar de melk vandaan komt. Die kaarten moeten de klas weer in, vind ik.'
`Regional economic change in Europe', promotie Gert-Jan Hospers: donderdag 2 december 15 uur, Spiegel, zaal 2 (om 14.45 uur toelichting op de Twentse implicaties van het onderzoek).