Koers: verzet bij niet-technische faculteiten

| Redactie

De serie discussiebijeenkomsten over het concept-UT-instellingsplan begon maandag met een voor Twentse begrippen vrij felle aflevering. Medewerkers van de faculteiten GW en BBT verzetten zich tegen een ondergeschikte positie van de maatschappijwetenschappen. `Dat is ook niet de bedoeling,' verweert het college zich. `Schrijf het dan niet zo rottig op,' klinkt het uit de zaal.


Samenwerking tussen de technische en maatschappijwetenschappelijke disciplines op de UT is uitstekend, zegt communicatiehoogleraar Jan van Dijk aan het begin van de bijeenkomst. Maar dan wel op basis van gelijkwaardigheid en zelfstandigheid. Het ondergeschikt maken van de maatschappijwetenschappen aan de techniek werkt niet. `Wij zijn het fundamenteel oneens met het college.' Applaus uit de zaal.

Een stuk of vijftig medewerkers en studenten van de faculteiten Gedragswetenschappen en Bedrijf, Bestuur en Technologie zijn naar de door de universiteitsraad belegde bijeenkomst in de Waaier getogen. Want de concepttekst van het UT-Instellingsplan voor de komende vijf jaar roept de nodige vragen op bij de aanwezigen. Vooral de aanscherping van het profiel van de UT als `technische research-universiteit' en de aangekondigde `heroriëntatie' van de maatschappijwetenschappen.

Toch is CvB-lid Huib de Jong `een beetje verbijsterd' door de reacties en vragen uit de zaal. `Want waar in de tekst staat dan dat de maatschappij- en gedragswetenschappen ondergeschikt zouden moeten worden aan de techniek?' Volgens een aantal aanwezigen is de teneur van de tekst volstrekt duidelijk. Maar volgens De Jong is er in het stuk alleen sprake van een nagestreefde `grotere onderlinge samenhang' tussen de UT-disciplines, het opbouwen van een gezamenlijk profiel vanuit twee disciplines, het bundelen van krachten om beter te kunnen scoren in het aantrekken van externe middelen.

En dat is nodig, volgens De Jong, want de financiële positie van de UT laat het niet toe om de beschikbare middelen netjes te spreiden over alle leerstoelgroepen. Dus moeten er keuzes gemaakt worden en moet het geld naar de groepen met de grootste verdiencapaciteit. En hoe meer focus en samenwerking, hoe meer verdiencapaciteit, is de redenering.

Ook daar zijn de meningen over verdeeld. Wil een maatschappijwetenschapper geld binnen halen voor onderzoek op het gebied van technologie en innovatie dan wordt hij gedwongen om te opereren op een wel heel smal deel van zijn vakgebied, vindt GW-hoogleraar Ad Pruyn.

Gewoon uitgaan van je disciplinaire deskundigheid en interessante combinaties met technische onderzoeksgroepen aangaan, reageert De Jong. Op die manier is er bij de bèta- en techniekfondsen veel meer geld te halen dan in de maatschappij- en gedragswetenschappelijke tweedegeldstroom.

De Jong: `Samenwerken is lastig, maar niet bedreigend. Het creëert juist nieuwe kansen. Ik vind het verbazingwekkend hoe defensief jullie reageren. Kennelijk hebben jullie in de tekst iets gelezen wat er niet zo staat,' zegt hij tegen het einde van de bijeenkomst. `Schrijf het dan niet zo rottig op,' vat Ad Pruyn de stemming in de zaal samen.

GW-decaan Hubert Coonen vraagt zich hardop af of de technische UT-onderzoekers wel zitten te wachten op een toenadering van hun GW- en BBT-collega's: `Spreken zij een dusdanige taal dat we die gemeenschappelijke onderzoeksthema's kunnen vinden? Zolang je dat niet weet blijft het papieren retoriek.' Organiseer een debat tussen technische en niet-technische leerstoelhouders om daar achter te komen, stelt hij de zaal voor.

Dat moet dan wel snel, want officieel moet op 7 december de definitieve tekst van het Instellingsplan aan de universiteitsraad worden voorgelegd, die zich daar in twee bijeenkomsten over buigt.

Zie ook Ingezonden brief, in rubriek ingezonden


Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.