Promovendi Netwerk Nederland (PNN), de belangenbehartiger van alle promovendi in Nederland, schrijft dit in een brief aan de bewindslieden van het ministerie van Onderwijs en de Tweede Kamer. `De promotiefase is een belangrijke opstap naar een wetenschappelijke carrière, maar deze is voor talentvolle studenten steeds minder aantrekkelijk. De slechte carrièreperspectieven van gepromoveerde onderzoekers zijn hier een belangrijke oorzaak van. Op dit moment is het zelfs voor excellente onderzoekers met innovatieve ideeën slecht mogelijk een wetenschappelijke carrière te vervolgen en hun ideeën verder te ontwikkelen', aldus het Promovendi Netwerk. Ze vindt dat talent op deze manier wordt verspild door gepromoveerde onderzoekers weg te jagen naar het bedrijfsleven of het buitenland, waar de vooruitzichten op een baan veel beter zijn. `Deze onderzoekers zijn echter aan de Nederlandse universiteiten hard nodig, aangezien Nederland sinds enkele jaren achterloopt op het gebied van innovatie en onderzoek in vergelijking met andere Europese landen.'
Marijn van Ballegooijen, voorzitter van PNN: `Voor ambitieuze onderzoekers zijn er momenteel te weinig mogelijkheden om zelf een onderzoek op te zetten en daarvoor financiering aan te vragen. De `Vernieuwingsimpuls', een subsidieprogramma van NWO, is een goed werkend systeem, maar is in de praktijk zeer beperkt. In de ons omringende landen is de kans twee keer zo groot dat een innovatief onderzoeksproject subsidie krijgt toegewezen. Een groot deel van de in Nederland afgewezen onderzoeken wordt dan ook alsnog in het buitenland uitgevoerd.' Promovendi Netwerk Nederland denkt dat een uitbreiding van de subsidiemogelijkheden noodzakelijk is om Nederlandse jonge onderzoekers te behouden voor de Nederlandse kenniseconomie. Het kabinet is dit echter niet van plan, aldus het netwerk.
De oplossing van het kabinet om de kenniseconomie te stimuleren en te komen tot meer kenniswerkers is om meer promovendi aan te stellen. Van Ballegooijen ziet daar niets in: `In sommige disciplines bestaan al grote tekorten aan potentiële promovendi. Deze plaatsen worden vaak ingevuld met buitenlandse onderzoekers die na hun promotie weer uit Nederland vertrekken en daarmee geen duurzame bijdrage aan de Nederlandse kenniseconomie. Meer promovendi betekent dus dat nog meer kennis verloren gaat.'
Voor een duurzame kennisinfrastructuur, zo heet het in de brief, is het vooral belangrijk dat talentvolle gepromoveerde onderzoekers door kunnen stromen naar hogere wetenschappelijke functies. `Dit probleem wordt door het kabinet echter niet aangepakt.'