Ziekenhuis en wetenschap, een `heerlijke' combinatie

| Redactie

Hij had net zo goed wiskunde kunnen studeren. Maar in 1973 werd hij na twee keer loten automatisch toegelaten tot de studie geneeskunde. Dat Mart van de Laar uiteindelijk voor de specialisatie reumatologie koos, kwam omdat het langdurig contact met chronische patiënten hem aansprak. En vanwege de interessante wetenschappelijke ontwikkelingen op het vakgebied. `Wetenschap is verwondering, verwondering aan mijn patiënten. De vragen die zij stellen, zijn heel relevant te meten in de wetenschap.'


Bijzonder hoogleraar Mart van de Laar is reumatoloog in het Medisch Spectrum Twente in Enschede. Vanmiddag houdt hij zijn oratie Goede Reumazorg, weten we wat we meten? in de Vrijhof. Sinds 1 januari 2004 bekleedt hij de leerstoel `reumatologie en samenleving' bij de faculteit Gedragswetenschappen. Bij zijn vakgroep zijn acht promovendi betrokken, gedeeltelijk werkzaam op de UT en in het ziekenhuis.

Van de Laar studeerde in 1980 af aan de Universiteit van Amsterdam. Als internist kwam hij in het Antonius Ziekenhuis in Utrecht te werken. Zijn deelspecialisatie werd reumatologie. In Amsterdam werkte hij tot 1991, zowel in het AMC als aan de VU. `Begin jaren negentig vertrok ik als reumatoloog naar het MST, waar ik inmiddels aan het hoofd van de opleiding reumatologie sta. In Enschede was destijds een heel actieve groep reumatologen, inclusief een unieke opleidingsbevoegdheid.'

Hij vindt het leuk én belangrijk om kennis over te dragen. `Als je mensen opleidt in het medisch vakgebied, is een promotieonderzoek belangrijk. Behalve een klinische opleidingspoot, is een universitaire opleidingspoot noodzakelijk. Met de UT, en in het bijzonder de faculteit Gedragswetenschappen, is er al vanaf begin jaren negentig een goed contact. Rasker was aan de UT de eerste reumatoloog. We zijn hier altijd warm ontvangen.' Vraag was destijds, volgens Van de Laar, hoe je een `halve clinicus' en een `halve psycholoog' binnen GW kon neerzetten. `Chronische patiënten kampen met veel sociale en maatschappelijke problemen. Daar liggen interessante wetenschappelijke vragen voor deze faculteit. Reumatologie past daarom uitstekend binnen een sociale studie. Maar datzelfde is ook van toepassing op andere chronische aandoeningen.'

Volksziekte

Reuma is volksziekte nummer 1, aldus het Reumafonds. Ruim 1,6 miljoen Nederlanders heeft langdurige reumatische klachten: pijn, stijfheid en ontstekingen in de gewrichten en omliggende weefsels. `Reuma is nog steeds een taboe', zegt Van de Laar ook in zijn oratie. `Het beeld is helaas dat vooral oudere mensen de ziekte krijgen. Maar juist jonge vrouwen overkomt het. Bij de eerste klachten neigen mensen daarom tot ontkenning. Het liefst willen ze er helemaal niet aan denken. Jonge vrouwen vormen een risicogroep omdat zij een ander immuunsysteem hebben dan mannen. Het vrouwelijk lichaam heeft een andere tolerantie tegen `indringers' in dat immuunsysteem, waarschijnlijk omdat het ingesteld is op een zwangerschap waarbij ook vreemd weefsel geaccepteerd moet worden.'

Tot tien jaar geleden was reuma heel moeilijk te behandelen, dus werd de ziekte vooral genegeerd. Ook dat droeg bij aan het verkeerde beeld dat de samenleving van reuma heeft. Van de Laar: `Het omvormen van die vooroordelen gaat langzaam.' Anno 2004 is de reumatologie echter wezenlijk anders dan in de jaren tachtig. `Er zijn grote doorbraken op het gebied van immunologie. TNF, een eiwit dat betrokken is bij het afweersysteem, kan nu geblokkeerd worden door middel van medicijnen. De resultaten van deze behandelingen zijn indrukwekkend. Patiënten hoeven nu niet zoveel te lijden. Op het moment dat de ziekte zich net openbaart, kan een arts het meeste doen.'

Oratie

`In de gezondheidszorg is de laatste decennia heel veel gemeten', vertelt Van de Laar. `Maar kunnen we met de meetinstrumenten die wij ontwikkelden echt meten wat er aan de hand is? Van de Laar zal in zijn rede de farmacologie, beeldvormende technieken en de kwaliteit van het leven bespreken. We denken namelijk dat alles wat we meten leidt tot onzekerheid, maar dat is in mijn optiek niet zo.' Als voorbeeld noemt hij de ontstekingsremmende pijnstiller Vioxx. Dat middel kwam vorige week volop in het nieuws omdat het uit de handel was genomen. `Een bepaalde bijwerking van Vioxx kwam tijdens studies naar de werking van dit medicijn niet naar voren. Nieuwe geneesmiddelen worden vaak getest in vergelijking met placebo's. Maar zo'n studie vertelt slechts een gedeelte van de waarheid. Niet alles.'

Ander onderdeel van zijn oratie is `patiëntenperspectief': hoe meten we aan de patiënt? Van de Laar noemt de Visueel Analoge Schaal de `gouden standaard', die patienten wereldwijd gebruiken om de mate van hun pijn aan te geven. Vaak uitgedrukt door cijfers. Bij een nul voel je je uitstekend. Bij een vijf of hoger heb je veel pijn. `Een schaal met cijfers is geen variabele met een continue interval. Samen met professor Cees Glas van de vakgroep onderzoeksmethodologie en meetmethoden wil ik daarom een verbeterde schaal ontwikkelen om pijn te meten.'

Klinische technologie

Van de Laar was lid van de stuurgroep klinische technologie. De benaming `technische geneeskunde' gebruikt hij liever niet. `Dat ligt heel gevoelig bij de medische faculteiten. Klinische technologie is bovendien de officiële naam van de opleiding. Waarom? Ik ben blij met deze jonge UT-opleiding, maar maak me zorgen over de manier waarop het vakgebied binnen de medische wereld moet worden ingevoerd. Ik heb destijds enorm gepleit voor een reguliere opleiding geneeskunde op de UT, op het raakvlak met de technologie. In de geneeskunde worden studenten opgeleid met aan de ene kant competenties, aan de andere kant bevoegdheden. Op het raakvlak van techniek en geneeskunde bekwame mensen opleiden is prima, maar zonder bevoegdheden wordt dat een probleem.

`Ik noem een voorbeeld dat ook voor mijn vakgebied zeer relevant is: tissue engineering. Klinisch technologen zouden hier `technisch' gezien veel kunnen doen. Maar weefsels uit de patiënt halen en terugplaatsen, daar zijn ze, naar het zich laat aanzien, niet voor bevoegd. Ik vraag me af hoe de rol van klinisch technologen er straks uit gaat zien in een medische omgeving. Worden het deskundigen die opgesloten zitten in een laboratorium? Alles hangt af van de regelgeving in Den Haag. Wat mogen deze technici straks in een ziekenhuis doen. En wat niet?'

De nieuwe hoogleraar meent dat er `op het raakvlak van techniek en geneeskunde' interessante ontwikkelingen te zien zijn. `Vooral op het gebied van het afweersysteem, erg belangrijk in de reumatologie. Daar is nog zoveel in ontwikkeling. Klinische technologie kan daar een belangrijke bijdrage leveren.'

`Heerlijk', noemt hij de combinatie van zijn huidige werkzaamheden. `Twee halve dagen per week trek ik nu die ziekenhuisdeur achter me dicht om me met de wetenschap te bemoeien. In een ziekenhuis is het altijd hectisch: patiëntenzorg, managementtaken, administratie, opleiden. Ik voel me enorm bevoorrecht dat ik op deze technische universiteit aan de slag kan.'

Maaike Platvoet

Mart van de Laar


Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.