Voor haar promotieonderzoek verzamelde Aasman een groot aantal films uit privé- en publieke archieven die grofweg in de eerste helft van de twintigste eeuw werden gemaakt. Geen representatieve keuze, maar juist een doorsnee van de familiefilm. Van het goed-katholiek gezin uit Haarlem dat probeerde zijn geloof op ideologische wijze vast te leggen tot films uit jaren veertig waarin vader een beeld geeft van het opgroeien van zijn kinderen.
`Mijn proefschrift is niet ontzettend concluderend,' aldus Aasman. `Het roept juist vragen op en vraagt aandacht voor het gebruik van familiefilms als historische bron.' Dat dit kán bleek in de jaren zestig met de amateurfilm van Abraham Zapruder van de moord op John F. Kennedy. In 1992 ging opnieuw een amateurfilmpje de wereld over, toen een voorbijganger vastlegde hoe de politie van Los Angeles Rodney King mishandelde. Beide films hebben het beeld van de geschiedenis bij het grote publiek bepaald.
Ook binnen de muren van het woonhuis leveren films veel informatie op over het verleden. Zo was het hanteren van de camera zeker tot 1950 voornamelijk een zaak van de man. Vaders hadden de camera als hobby en legden vast hoe hun vrouw en kinderen de dag doorbrachten. `Moeders week zat vol zorg; haar taak hield niet op na zessen. Daarom vond je vrouwen niet veel achter de camera. De vrouw van de Groningse filmer Paul Moolenaar schreef in de jaren vijftig in een essay: `Maar wie ruimt de rommel op?' Het was een échte mannenhobby.