De afgelopen week kan de indruk zijn ontstaan dat de invoering van de OV-kaart voor studenten niet op tijd kan geschieden of zelfs geheel van de baan is, maar volgens de betrokken partijen is die conclusie op zijn minst voorbarig. Uitsluitsel over de haalbaarheid van de datum van 1 januari 1991 wordt verwacht op 15 mei, als het nieuwe invoeringsplan gereed is.
Tot die tijd spreken de NS regionaal met de universiteiten en de onderwijsinstellingen van het hbo en mbo over de verandering van aanvangstijden. De landelijke verenigingen van deze instellingen hebben vorige week gezegd daaraan serieus mee te willen werken.
Vlak daarvoor verschenen er berichten dat de fracties van CDA en PvdA in de Tweede Kamer niet langer hechten aan de invoering van de OV-studentenkaart. Woordvoerders van de regeringspartijen zeiden dat ze minister Ritzen niet tot het uiterste wilden dwingen als de problemen rond de invoering te groot zouden worden. Voor Ritzen was dit echter niet meer dan `een politiek signaal' dat momenteel niet van groot belang is. Het is immers niet de Tweede, maar de Eerste Kamer die nog iets te zeggen heeft over de OV-kaart.
De Eerste Kamer behandelt het wetsvoorstel inzake de OV-studentenkaart op 8 mei, wat dus nog voor het moment is dat het nieuwe invoeringsplan bekend wordt. De senatoren van de regeringspartijen willen desondanks voor de kaart stemmen als Ritzen hen er maar van kan overtuigen dat ernstige problemen zullen uitblijven. De CDA-fractie in de Eerste Kamer heeft enige tijd geleden laten weten dat zij ook kan leven met een gefaseerde invoering waarbij thuiswonende studenten de kaart op 1 januari ontvangen en de uitwonenden wat langer moeten wachten. (…)