Het CvB overviel in februari een groot deel van de UT-gemeenschap met het besluit om de `tuition fee' voor niet-Europese studenten op te trekken naar 8100 euro. De universiteitsraad vond de maatregel procedureel en inhoudelijk niet in de haak en tekende bezwaar aan.
In een brief aan de UR meldt het CvB nu dat het oorspronkelijke besluit tot verhoging `toch nog met te grote problemen gepaard gaat'. Zo moeten er nog afspraken worden gemaakt met de (internationale) partners, waarmee de UT gezamenlijk opleidingen aanbiedt. Ook vereist de communicatie naar de betrokken studenten een `zeer zorgvuldig aanpak,' aldus het college.
Wel mikt het CvB op de invoering van het hoge tarief (`minimaal 8100 euro') met ingang van het studiejaar 2005/2006. Niet-Europese studenten die in september 2004 met hun UT-studie beginnen, worden alvast gewaarschuwd voor die voorgenomen verhoging. Een werkgroep van de Centrale Commissie Onderwijs werkt in opdracht van het CvB nog een voorstel uit voor de exacte hoogte en eventuele differentiatie van de tarieven, maar het college gaat ervan uit dat dit voor niet-Europese masterstudenten minimaal 8100 euro zal bedragen.
In de overlegvergadering van afgelopen dinsdag tussen CvB en universiteitsraad wilde de raad van het college weten wat nu eigenlijk de ratio is achter de voorgenomen forse verhoging. Het antwoord daarop moet echter hoofdzakelijk van de CCO-werkgroep komen. Over de vraag of de u-raad adviesrecht heeft over de vaststelling van de collegeldtarieven werden UR en CvB het niet eens. Volgens de raad is dat adviesrecht vastgelegd in een convenant met het college, maar het CvB ontkent dit. De UR gaat zich nader beraden en sluit het aangaan van een geschillenprocedure over dit punt niet uit.
