Alvorens een besluit te nemen over een reservering voor het stimuleren van een of meerdere beoogde topinstituten wil de raad in februari een fundamentele discussie voeren over de concepten instituut en topinstituut. De behoefte hieraan werd ingegeven door de besluitvorming over de oprichting van het CPLOM (zie pagina 5) en het oplopende tekort waar het OSF mee kampt. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat twee maal, in 1993 en eind vorige maand, werd ingestemd met de honorering van een extra project.
Bij het voorgenomen beleid, jaarlijks één miljoen doteren en één nieuw project goedkeuren, zou het tekort over vijf jaar bijna vijf miljoen gulden bedragen. Op voorstel van het College van Bestuur is echter besloten dit jaar één miljoen gulden extra aan het fonds toe te voegen. Om de sanering verder te bespoedigen is het miljoen dat het College voor de stimulering van topinstituten wilde reserveren eveneens aan het OSF toegevoegd.
Naast de problematiek rond het OSF was het vooral de totale omvang aan (extra) centrale stimuleringen die in de UR tot discussie leidde. Een aantal leden van de universiteitsraad heeft het idee dat deze afkomstig zijn van kortingen op de budgetten van faculteiten en diensten. Daarbij speelt een rol dat in juni een pakket bezuinigingsmaatregelen van in totaal zes miljoen gulden werd vastgesteld, voortvloeiend uit bezuinigingen van minister Ritzen.
De DD sprak bij monde van vooral ing. Ray Klumpert zijn bezorgdheid uit over de gevolgen die deze aanslagen voor de faculteiten zouden hebben. 'Mijn grootste bezwaar is dat structurele middelen worden onttrokken en vervangen door tijdelijke. De fundering van faculteiten begint zo langzamerhand een beetje te scheuren', zei hij vorige week in de voorbereidende sectievergadering. Met een nadere uitleg over de precieze omvang van de extra dotaties en de dekking daarvoor hoopte het College de bezorgdheid daarover weg te nemen. Desondanks werd de discussie dinsdag opnieuw gedomineerd door misverstanden en verduidelijkingen.
De verhoging van het budget voor de stimulering van het compartiment onderzoek is volgens het College van Bestuur louter een gevolg van een verruiming van de beschikbare middelen. Van de extra dotatie voor de centrale onderwijsstimulering is één miljoen gulden afkomstig van de rentebaten van faculteiten en diensten. De resterende 0,9 miljoen is een 'bezuinigingsmeevaller': de UT is door het ministerie van Onderwijs minder gekort dan verwacht bij het opstellen van de begroting voor 1996. Dit bedrag is wel verwerkt in de al genomen bezuinigingsmaatregelen.
Maar daarnaast wordt voor de Centrale Stimulering Onderwijs in 1996 alvast geld gereserveerd dat de UT verwacht te krijgen uit het Studeerbaarheidsfonds van minister Ritzen. Volgens de nota zou de UT conservatief geschat op een bedrag van 7,75 miljoen gulden mogen rekenen. Het eerste gedeelte daarvan komt echter pas in 1998 beschikbaar.
In totaal is in 1996 voor nieuwe projecten op het gebied van onderwijsvernieuwing en studeerbaarheid een bedrag van drie miljoen gulden gereserveerd. Hiervoor moeten de toekenningsprocedures en criteria nog worden vastgesteld.
Voor de algemene onderwijsvernieuwing en de curriculumherziening van de technische opleidingen komt tweehonderdvijftig duizend gulden beschikbaar voor de inzet van student-assistenten. Een zelfde bedrag wordt uitgetrokkenvoor de ontwikkeling van een baanstimuleringsplan. Voor het versterken van het onderwijsmanagement en het verbeteren van de uitstroom naar de arbeidsmarkt zijn nog geen bedragen gereserveerd. Deze plannen waren al vastgesteld in de nota 'Bezuinigings- en stimuleringsmaatregelen 1996-1998' van juni dit jaar.