Het is voor het eerst dat twee Nederlanders een beoordelingsoperatie in de States uitvoeren. ABET opereert wereldwijd en heeft jobs op stapel staan in o.a. Australië, Hong Kong, Nieuw Zeeland en China. Tydeman: 'Er is een markt. Nederland loopt voorop met zijn kwaliteitsbeoordelingssysteem. Maar een land als Engeland kan nog een hoop van ons leren. Ik denk dat de VSNU op dit gebied een aardige rol kan spelen'.
ABET staat voor Accreditation Board for Engineering and Technology en is een gerenommeerd Amerikaans instituut, opgericht in 1932, en wereldwijd opererend. Zoals de Nederlandse universiteiten worden gevisiteerd door clubs die door de VSNU worden samengesteld, zo is ABET het fenomeen dat alle Amerikaanse ingenieursprogramma's vakinhoudelijk en onderwijskundig beoordeelt en bij gebleken geschiktheid, van een kwalitetsmerkt (in dit geval een soort werkvergunning) voorziet. Het is een omvangrijk karwei, dat beoordelen. ABET kan een beroep doen op meer dan driehonderd medewerkers die zich pro deo beschikbaar stellen. Op die manier blijven de kosten, ondanks de enorme reisafstanden, beperkt en blijft het beoordelingsinstituut overeind. Hun eigen universiteit mogen ze niet beoordelen en ergens voor een tweede keer komen is er ook niet bij. Iedere Amerikaanse faculteit is eens in de zes jaar aan de beurt om haar accreditering en daarmee haar voortbestaan veilig te stellen. 'Een slechte beoordeling is dodelijk', vertelt Tijdeman.
De ABET-benadering is iets anders dan het visitatie-systeem van de VSNU. ABET beoordeelt (in eigen land) programma's en niet zozeer opleidingen. In Nederland is het een hoge uitzondering als een opleiding, na een onvoldoende, met opheffing door de minister wordt bedreigd. In Amerika speelt dat wat harder, maar er moet wel bij aangetekend worden dat de bevindingen van ABET door een faculteit snel te verwerken zijn, zodat een matige beoordeling niet jarenlang blijft doorwerken, zoals in Nederland.
Delft
Tijdeman (als voorzitter) en Pilot maakten al deel uit van de ABET-commissie , die in juni de Delftse ingenieursstudie Lucht-en ruimtevaarttechniek beoordeelden. Haar bevindingen verschijnen binnenkort, maar nu al is duidelijk dat dit paradepaardje van de Delftse universiteit een goed rapportcijfer krijgt en qua onderwijs èn onderzoek de vergelijking met de betere Amerikaanse ingenieursopleiding met glans kan doorstaan.
Tijdeman: 'Ik kan daar natuurlijk nog niet alles over prijsgeven. De faculteit heeft haar commentaar op onze bevindingen kunnen geven en die zijn we nu aan het verwerken. Het belangrijkste voor Lucht-en ruimtevaart is dat ze het predikaat 'substantial equivalence' in de wacht gaat slepen. In hoge mate vergelijkbaar met de zesjarige Amerikaanse Masters of Science opleiding. Delft wilde op deze manier beoordeeld worden, was daarmee de eerste, maar stak daar natuurlijk wel mee zijn nek uit. Want het kan ookminder goed aflopen'.
Boeiend
Dat is dus niet het geval, Delft krijgt zijn ABET-label. Tijdeman en Pilot werden vervolgens door het Amerikaanse instituut uitgenodigd hun activiteiten als observer voort te zetten in de commissie die de acht de undergraduate-ingenieursstudies van de Minnosota-universiteit, verzameld in een institute of technology, zou beoordelen. De excercitie van drie dagen Minneapolis stond, qua tijdbesteding, bij lange na niet in verhouding tot de vele weken die de commissieleden staken in de omvangrijke zelfstudie-rapporten die hen werden toegestuurd.
Tijdeman noemt de buitengaatse klus echter boeiend en leerzaam. 'Je trekt toch een vergelijking met Werktuigbouwkunde in Twente en dan zie je geen opmerkelijke verschillen in leerstof en voor studenten beschikbare pc-programma's. Ik heb kunnen vaststellen dat onze eerste drie jaar overeenkomen met het baccalaureaat, het bachelors van vier jaar, in Amerika. De volledige Amerikaanse ir-studie van zes jaar, leidend tot Master of Science, staat gelijk met onze vijfjarige ingenieursopleiding. '
Selectie
Een opmerkelijk verschil is volgens hem de forse selectie aan de poort van de Amerikaanse universiteit, na twee jaar opnieuw gevolgd door een schifting. Op basis van onder meer een soort CITO-toets, aangevuld met factoren als cijfers voor de exacte vakken op de high-school, worden alleen de beste leerlingen toegelaten tot de universiteit van Minnesota, die te boek staat als een top-instituut.
'Wij doen het, bij gebrek aan toelatingsselectie, anders. Ons projectonderwijs in het eerste jaar heeft een zelfreinigend effect, waar ik geen moeite mee heb. De studenten worden bij ons flink aan het werk gezet, ja. Ongeveer 25 % verlaat de faculteit al voor kerstmis, omdat ze het tempo in de groep niet kunnen bijbenen. Over een overstap naar hbo-niveau zijn met de Hogeschool Enschede afspraken gemaakt (vorig jaar vertrokken 34 van de 168 eerstejaars naar de HTS, red.). In totaal raken we aldus 33% procent van onze studenten na het eerste jaar kwijt.' De rendementen van de Nederlandse en Amerikaanse ingenieursopleiding zijn vanwege de afwijkende benadering, dus niet goed met elkaar te vergelijken, stelt Tijdeman. Daar komt ook nog bij dat de Amerikaans studenten bijna zonder uitzondering een baan naast hun studie hebben om deze te kunnen bekostigen.
Het verschil is volgens Tijdeman ook dat 'onze studenten, qua vooropleiding, beter zijn toegerust. Het Amerikaanse baccalaureaat is heel schools. De studenten zitten in klassen, met een docent die huiswerk en cijfers geeft. Tijdens ons bezoek halen de beoordelaars zo'n docent uit de klas en onderwerpen de studenten aan een spervuur van -overigens niet suggestieve- vragen. Men is daar heel goed in getraind. Zo'n groepsgesprek geeft een aardig beeld van de situatie. En dan zie je ook dat de studenten klagen over aansluitingsproblemen en mopperen over het toegeleverde wiskunde-onderwijs.'
De Amerikaanse student maakt zeker meer studie-uren dan zijn Nederlandse collega, is de overtuiging van Tijdeman. De Twentse werktuigkundig ingenieur moet per week zo'n 45 uur aan de slag, zijn Amerikaanse collega knoopt daar nog eens drie tot zeven uur aan vast. Aan het begin van hun studie krijgen ze ook een survival-guide aangereikt, aan de hand waarvan men zich tijdens de studie staande kan houden. Universitaire wetenschappers werken nog harder en zijn volgens Tijdeman 55 tot 60 uur per week in touw, een verschijnsel overigens dat hier en daar ook aan de UT is waar te nemen, aldus Tijdeman.
Er zijn nog meer verschillen. De Twentse technische laboratoria zijn qua apparatuur over het algemeen beter toegerust en ook de gebouwen zijn beteronderhouden, vertelt Tijdeman. Computergigant Silicon Graphics deed de universiteit van Minnesota een computercentrum kado, maar toch moeten de zevenduizend studenten voor computerfaciliteiten honderd dollar per kwartaal neertellen. Verder moeten de Amerikaanse werktuigbouwkunde-studenten verplicht één vak chemie volgen, net zoals trouwens in België het geval is, en bestaat de leerstof, mede op aandringen van het bedrijfsleven, voor maar liefst 12,5 procent uit humanities en social science. Dat is meer dan de maatschappijwetenschappelijke inbreng in de Twentse ir-studie, die amper stand houdt op 10%.
Tijdeman: 'Je krijgt zo de kans om eens diepgaand ergens anders in de keuken te kijken. Dat is zeer leerzaam en nuttig en sterkt je in het vertrouwen dat we het bij onze eigen faculteit heel aardig doen'. Pilot en hij zien tevreden terug op hun Amerikaanse avontuur. Ze weten zich verzekerd van de warme belangstelling van de Vereniging van Nederlandse Universiteiten (VSNU), die wat hun betreft haar visitatie-expertise ook buiten de grenzen van Nederland gaat inzetten.
![]()