Uitgangspunt van het plan is dat de bibliotheek per 1 januari 1999 financieel weer gezond moet zijn. De UB kampt al sinds 1988 met een negatieve vermogenspositie die inmiddels is uitgegroeid tot zes ton. Oorzaak is volgens Van Marle in de eerste plaats een structureel te laag budget dat niet is berekend op noodzakelijke investeringen in apparatuur. Daarnaast zijn de kosten, vooral voor huisvesting, fors gestegen. De komende jaren moeten daarbij bezuinigingen worden opgeteld.
Van Marle wil ten stelligste de indruk vermijden hoog in te zetten om het universiteitsbestuur onder druk te zetten. 'Het is allemaal na te rekenen, het klopt precies. Ik ben ervan overtuigd dat de universiteit hier niet omheen kan. Wat wij voorstellen is heel nadrukkelijk niet overvraagd. Ik weet ook wel: wat de een meer krijgt, krijgt de ander minder. Maar als er niks gebeurt... Dat kan niet. Dan miskent men de functie van de UB.'
Stapt Van Marle dan op? 'Nou ja, dat moet je natuurlijk nooit zeggen want je weet niet of je een andere baan kunt krijgen. Maar... dan heeft men ook geen dure bibliothecaris nodig.'
Volgens Van Marle is het budget van de bibliotheek nog afgestemd op het pré-automatiseringstijdperk. Investeren in moderne media is echter noodzakelijk. 'Anders kun je de tent net zo goed sluiten.' De afgelopen jaren is met leningen uit het Apparatuurfonds van de UT bijvoorbeeld de centrale UB-computer en CD-ROM apparatuur gefinancierd. De bibliotheek is echter niet in staat uit het huidige budget zijn schulden te betalen en reserveringen voor nieuwe investeringen te doen. Zelfs voor 'banale' zaken als de aanschaf van nieuwe vloerbedekking kan het hoofd van de bibliotheek geen middelen vrijmaken. Daarom pleit hij voor een structurele herziening van het bod aan de UB op 'rationele gronden' en een sanering van de schuldenpositie om met een schone lei te kunnen beginnen.
Ter illustratie van hoezeer de ontwikkelingen door de tijd zijn ingehaald, wordt in het Meerjaren Plan van de Centrale Bibliotheek opgemerkt dat de personele omvang van de bibliotheek in twintig jaar gelijk is gebleven. De investeringen op het gebied van de informatietechnologie zouden echter juist een uitbreiding van het personeelsbestand vergen, zowel voor de dienstverlening als voor intern systeembeheer. Bovendien vindt Van Marle dat de UB moet deelnemen en een bijdrage moet leveren aan verschillende (inter)nationale projecten op het gebied van informatietechnologie. 'De mensen doen dat er nu allemaal bij, ze raken overspannen.'
De UB, die vele vierkante meters 'huurt', wordt bovendien geconfronteerd met al maar stijgende huisvestingslasten. In het Meerjaren Plan staat dat tussen 1990 en 1994 de absolute kosten met honderdduizend gulden zijn gestegen. Vanaf 1996 jaar beloopt de structurele lastenverzwaring 82 duizend gulden per jaar. Van Marle vindt dat prijs per vierkante meter voor magazijnruimte omlaag zou moeten, omdat die niet wordt verwarmd, schoongemaakt en verlicht. 'Ik heb dat wel eens voorgesteld en toen was de reactie: 'Dat is zo lastig.' Dan ben ik helemaal verbijsterd. Er is verdomme nog geen enkel begrip van hoe hoog de nood is gestegen.'
Een ander probleem is de decentralisering van de faculteitsbibliotheken dieenige jaren geleden is doorgevoerd. Allereerst zouden bij de invoering van de doorberekeningsmodellen enkele fouten zijn gemaakt, waardoor de UB financieel wordt benadeeld. Zeker zo belangrijk is echter dat hierdoor de manoeuvreerruimte van de bibliothecaris sterk is ingeperkt.
Fijntjes
Bovenop al deze financiële aanslagen komen de bezuinigingen. De UB wordt voor 5 procent aangeslagen. Fijntjes wordt er in het Meerjaren Plan op gewezen dat daarvoor '...voorzover bekend geen inhoudelijke of andere beleidsuitgangspunten (gelden).'
Van Marle is realistisch genoeg om te beseffen dat de gevraagde financiële injectie en verhoging van het budget hem niet in de schoot geworpen zullen worden, maar hij durft voorzichtig optimistisch te zijn. 'Je ziet toch een kentering. Men realiseert zich dat de bibliotheek een verwaarloosde sector is. Tot nu toe richtte men zich bij de informatievoorziening vooral op de hardware, op het middel en niet op de inhoud. Alle studenten moeten worden aangesloten op Internet, maar wij zijn niet eens in staat alle informatie over de UB op het net te zetten.'
Mocht het universiteitsbestuur ondanks het luiden van de noodklokken niet of slechts ten dele aan het gevraagde tegemoet komen, dan rest volgens Van Marle niet anders dan beperking van de dienstverlening. 'Je moet eigenlijk betaald krijgen voor wat de universiteit wil dat we doen. Dus: of meer geld, of schrapt u maar.'