Tijdens de voorlichting is de eerstejaars van 1994 voor Werktuigbouwkunde (WB), Chemische Technologie (CT), Toegepaste Wiskunde (TW), Informatica (INF), Elektrotechniek (EL) en Technische Natuurkunde (TN), vooruitlopend op de wetgeving, een vijfjarig curriculum beloofd. Maar de verlengde studies mochten officieel pas dit jaar van start gaan. Formeel hebben de studenten van deze zes ingenieursopleidingen die in 1994 zijn begonnen daarom nog steeds na 168 studiepunten recht op hun bul. Het ministerie heeft er echter geen bezwaar tegen als zij toch een 210 studiepunten omvattend programma volgen. Zij blijven alleen wél onder het oude studiefinancieringsregime vallen en daar wringt de schoen.
Want dit houdt in dat zij slechts gedurende vijfeneenhalf jaar recht hebben op gemengde studiefinanciering, tenminste, als ze binnen zes jaar afstuderen. Dat laatste half jaar krijgen ze dan uit het 'ROTS-fonds', een door de minister gevuld potje dat de UT beheert. De generatie '95 kan echter zes jaar gemengde studiefinanciering krijgen, mits de studie binnen acht jaar wordt afgerond. Vandaar dat de faculteiten en de universiteitsraad ervoor pleiten uit centrale middelen iets voor de gedupeerde studenten te doen.
De situatie rond de generatie '94 van de betreffende ingenieursopleidingen is enigszins verwarrend omdat het aan eenduidige afspraken tussen het ministerie en de UT en tussen de faculteiten en het College van Bestuur lijkt te hebben ontbroken. Zo is de studenten wel een vijfjarig programma beloofd, maar alleen WB en EL zijn daarmee begonnen. Of, zoals rector-magnificus prof.dr. Th.J.A. Popma het eind augustus in de universiteitsraad diplomatiek formuleerde: 'In september 1994 is begonnen met de vijfjarige studieduur, echter niet alle faculteiten hebben dat met dezelfde intensiteit gedaan.'
Wat er werkelijk aan de hand is valt te lezen uit de notulen van een overleg eind juni tussen de rector-magnificus en de zes betrokken onderwijsdecanen: '(..) naar het ministerie en de studenten toe wil de UT in de technische studierichtingen een vijfjarig studieprogramma per september 1994 aanbieden. Naar de studenten - omdat dit hen tijdens voorlichting etc. beloofd is; naar het ministerie - vanwege sanctionering.' Er werd dus afgesproken vast te houden aan een vijfjarig programma, hoewel INF, TN, TW en CT daarmee feitelijk niet waren begonnen.
Al vanaf eind april was echter duidelijk dat de wetgeving die vijfjarige ingenieursopleidingen en de daaraan gekoppelde verlengde studiefinanciering mogelijk zou maken, pas per september 1995 in werking zou treden. Staatssecretaris A. Nuis van het ministerie van Onderwijs schrijft dan aan de drie technische universiteiten dat de nieuwe regelingen niet met terugwerkende kracht ingaan. Hiertoe heeft de Tweede Kamer expliciet besloten. Het ministerie had volgens hem weliswaar ingestemd met vijfjarige ingenieursopleidingen per september 1994, maar altijd onder het voorbehoud dat dan wel het wetsvoorstel tijdig tot wet zou moeten worden verheven.
De technische universiteiten van Delft en Twente (in mindere mate) menen echter door het ministerie op het verkeerde been te zijn gezet. 'Tijdenlang is het signaal afgegeven dat de vijfjarige ingenieursopleidingen in 1994 konden beginnen. Pas toen de herprogrammering al was afgerond werd duidelijk dat het niet zou lukken', reageert John Stals, plaatsvervangend hoofdvan de Centrale Studentenadministratie van de TUD. Aan deze universiteit zijn in 1994 veertien van de vijftien ingenieursopleidingen 'officieus' met een vijfjarig curriculum gestart. Voor die studenten is inmiddels een regeling getroffen, waardoor zij van de universiteit onder voorwaarden een half jaar extra studiefinanciering kunnen krijgen.
De Technische Universiteit Eindhoven (TUE) is 'braaf' geweest, aldus een woordvoerster en heeft de definitieve wetgeving rond de cursusduurverlenging afgewacht. Wel schrijft het College van Bestuur van de TUE dat het ministerie er geen bezwaar tegen heeft als de faculteiten onder voorwaarden het nieuwe vijfjarige programma aanbieden aan studenten van de generaties '94 en eerder die dat zelf wensen.
Op de UT hebben WB en EL dus wel op de wetgeving vooruitgelopen en wijt men de problemen die nu zijn ontstaan evenals Delft aan een vertraging in de procedure rond de wetgeving. Persvoorlichter Michael van Wissen van Veen van het ministerie ontkent echter dat van vertraging sprake is geweest. De procedures zouden zelfs redelijk snel zijn doorlopen.
Hoe het ook zij, de generatie '94 mag nu van de UT kiezen tussen een programma van 168 of 210 studiepunten. Voor de faculteiten is dat een complicatie waar zij niet direct op zitten te wachten. Vandaar de behoefte de studenten een beetje in een (hun welgevallige) richting te duwen.
Onderzoekdecaan ir. Peter Vroegop van Werktuigbouwkunde verwacht echter niet dat het nodig zal zijn WB-studenten alsnog een vierjarig programma aan te bieden. 'Uit het gedrag van studenten blijkt dat zij er naar streven hun studie zo goed mogelijk te doen, in plaats van zo snel mogelijk.' Wie kan kiezen tussen het oude, vierjarige programma en de nieuwe, bredere opleiding zou zichzelf te kort doen als hij voor de eerste koos, meent hij.
Bij CT denken ze daar anders over. De studenten die vorig jaar zijn begonnen hebben een brief gekregen waarin hen sterk wordt afgeraden over te stappen naar het vijfjarige programma. De propaedeuse van het nieuwe curriculum is gewijzigd, hetgeen zou betekenen dat de - nu tweedejaars - een aantal vakken moeten inhalen. Bovendien zouden zij dan een aantal 'fricties' tegenkomen, omdat het nieuwe doctoraal op een aantal punten niet aansluit op het oude P-programma. Ook kunnen zij nog niet profiteren van de verbetering van de studeerbaarheid van de opleiding. Volgens onderwijsdecaan ir. Walter Bohle van CT heeft geen enkele student aangegeven toch een vijfjarig curriculum te willen.
Informatica overweegt studenten de mogelijkheid te bieden een aanvullend programma te volgen. Hierbij wil de faculteit ook enige 'sturing' toepassen: de minder getalenteerden zal een dergelijke uitbreiding van het curriculum worden afgeraden.
Onderwijsdecaan dr. Bert Hanekamp van TN vindt de ontstane situatie volstrekt onduidelijk en wacht daarom nadere instructies af. Hij is 'zeer ongelukkig' met de gang van zaken rond de generatie '94. Vooral het feit dat de faculteiten pas eind augustus op de hoogte konden worden gesteld van het standpunt van het ministerie stoort hem. 'Hoe kun nou je zo beleid maken?'