'Red ons, Maria Montanelli' is een grote stads-vertelling, zoals men die in Nederland zelden tegenkomt: een tegelijk ontroerend en sardonisch verslag van een jeugd 'in een buurt waar het geld op de rug groeit'.
Het stuk wordt verteld vanuit de ogen van een puber. Hij vertelt vol woede over de buurt, waarin hij opgroeit: Amsterdam Zuid. Het is een buurt (zoals de hoofdpersoon omschrijft) 'die je met je eigen ogen gezien hebben om het te geloven, en dan nog blijft het soms moeilijk. Je begrijpt niet dat iemand daar vrijwillig gaat wonen. Wat mij alleen altijd heeft verbaasd, is dat mijn ouders niet meteen hebben ingezien dat je in zo'n buurt geen kind mag laten opgroeien. Je hoeft alleen maar de hoofden van de mensen te zien die daar rondscharrelen, en dan weet je al genoeg, hoe ze in hun dure bontjassen hun eigen weerzinwekkende spiegelbeeld in de etalage-ruiten lopen te bewonderen, of van die dikke of juist veel te dunne mannen die daar in hun maatpakken ook een beetje gezellig lopen te winkelen of ze niks beters te doen hebben...'
Zijn school, het Montanelli Lyceum is allemaal bedacht door een mevrouw Maria Montanelli uit Italië die er honderd jaar geleden in de sloppenwijken in Napels mee is begonnen, zodat ook de arme kinderen wat meer kansen kregen in de wereld. 'Die Maria Montanelli heeft het vast niet slecht bedoeld, wil ik maar zeggen, zij kan er ook geen bal aan doen wat ze er nu voor verschrikkelijks van hebben gebakken.'
Waar het op neer komt is dat die ouders het blijkbaar aan elkaar doorvertellen, want het is alles van hetzelfde laken een pak wat daar rondloopt. Aan de ene kant heb je die types met artistieke ouders, kunstschilders en beeldhouwers en dat soort, en aan de andere kant heb je natuurlijk de kinderen van ouders met gewoon te veel geld. Het kost sowieso al zestien keer zoveel als een normale middelbare school om erop te mogen, dus op die manier valt het gewone volk vanzelf af.
Het blijft echter niet bij woede alleen. Langzaam werkt het stuk toe naar de werkweek op de fiets. De school heeft een zwakbegaafde jongen toegelaten, 'typisch iets voor Het Montanelli Lyceum, waar alles moet kunnen'. Dat de jongen tijdens de fietstocht van een hoge brugstort, is echter 'een schoonheidsfoutje, dat eigenlijk weer niet moet kunnen.'
De schrijver van het boek, Herman Koch (1953) debuteerde in 1985 met de verhalenbundel 'De Voorbijganger'. Hij is één van de makers en spelers van het succesvolle VPRO-televisieprogramma 'Jiskefet'.
De monoloog is voor toneelspeler Dirk Groeneveld het tweede deel van wat een trilogie van stadsvertellingen moet worden. Het eerste deel heette de Leesbare stad.
Gezien de recensies moet het een snelle en boeiende voorstelling worden, die een 'must' is voor iedereen, die van zwarte humor houdt.
Het stuk is te zien maandag 25 september om 20:15 in de Vrijhof. Kaarten kosten f7,50 / f4 respectievelijk zonder en met CK/CJP/E-pas. Reserveringen bij de portier van de Vrijhof (898002).