door Egbert van Hattem
Er moeten minstens vijftig manieren zijn om vruchtbaar onderzoek te doen voor het bedrijfsleven. In zijn feesttoespraak bij de uitreiking van de Kistemakerprijs noemde Piet Bergveld er drie. 'Ik heb ervaringen opgedaan waar je mee verder kunt', aldus de prijswinnaar.
De meest ingrijpende ervaring deed Bergveld op met de omzwervingen rond de ISFET (ion sensitive field effect transistor) op basis waarvan hij de Kistemakerprijs in eerste instantie verdiende. De strategie die Bergveld hier volgde om het bedrijfsleven te interesseren, was door te publiceren in de hoop dat de vinding werd opgepakt.
De passieve strategie werd door Cordis, fabrikant van pacemakers en katheters uit Roden, aanvankelijk goed opgepakt. Maar het bedrijf wilde alleen voor cardiologische toepassingen de pH van bloed meten. Voor de uitontwikkeling van de ISFET naar een pasklaar produkt, moesten veel barrières genomen worden 'die je als universiteit nooit in de hand hebt', aldus Bergveld.
We open
Pas toen de research-afdeling van het bedrijf verzelfstandigde onder de naam Sentron en nadat PRIVA Cordis overnam, lag de weg open. De nieuwe eigenaar stelde het beleid bij en gaf de toepassingsmogelijkheden vrij baan. Nu brengt het pH-meters in allerlei formaat op de markt met specifieke, niet-biomedische, toepassingen voor de verf- en vleesverwerkende industrie. De ISFETS hadden tien jaar eerder toegepast kunnen worden als het bedrijfsleven eerder de mogelijkheden had ingezien. De techniek is in de laatste jaren niet veranderd.
De nimmer aflatende aktiviteiten van Bergveld om interesse op te wekken bij het bedrijfsleven, en bij anderen, hebben de technische mogelijkheden van het natuurkundige principe uiteindelijk ingang doen vinden. Bergveld ging hierin opmerkelijk ver. In zijn schuur zette hij zelf versterkers in elkaar die volgens het ISFET-principe functioneerden. Deze 'EMI-versterkers' zette hij onder andere af onder collega-onderzoekers. Stiekem hield Bergveld de resultaten bij: in 1000 tot 1500 publicaties zijn metingen verwerkt, gedaan met ISFET's. In de meeste gevallen, zonder dat de onderzoekers het wisten, was de apparatuur door Bergveld zelf vervaardigd.
Minister Wijers van Economische Zaken kan de wetenschappelijke en ondernemende geest van de UT-professor zonder meer waarderen. 'Hij is ook eigenwijs. Dat heb je denk ik wel nodig om zoveel succes te krijgen. En ... als het tegenzit gaat hij door. Zulke wetenschappers moeten er in Nederland meer zijn,' aldus de minister.
Voorbeeld
Maar voor Wijers is het ISFET-voorbeeld geen ontkenning van zijn voorstellen om wetenschappelijk onderzoek dichter te laten aansluiten bij het bedrijfsleven. Is het ISFET-verhaal niet een voorbeeld bij uitstek waarin de universiteit zijn werk goed heeft gedaan, maar waar het bedrijfsleven achterblijft? Wijers: 'Bergveld heeft in zijn eentje een idee gehad. De ontwikkeling was veel teveel 'technology push' en daar moeten we voor een belangrijk deel van af. De kans op slagen is in deze gevallen kleiner dan dat je van te voren met het bedrijfsleven duidelijke afspraken maakt over het onderzoek. Als je dan daarbij nog allerlei tegenslagen tegenkomt, wordt het helemaal moeilijk om succes te boeken met de vinding.'
Mede om dit soort strubbelingen te voorkomen stelt Wijers de instelling van nationale topinstituten voor. Over hoe deze er precies uit komen te zien blijft Wijers 'opzettelijk vaag, want het mag geen blauwdruk worden.' Wel moeten de instituten voor het leeuwedeel betaald worden door het bedrijfsleven en dienen ze enkele duidelijke kenmerken bevatten. Wijers: 'De vraagstelling moet uitdagend en fundamenteel zijn en een multidisciplinair karakter hebben. Verder dient het onderzoek in sterk overleg met de afnemers te worden opgezet. Ook qua management zal het bedrijfsleven een belangrijke bijdrage moeten leveren. Verder moeten de instituten van topklasse zijn. Daarbij denk ik aan één Nobelprijs in de vijftig jaar.'
Bedenkingen
De bedenkingen van de wetenschappers zijn legio. Prof. ir. H.P. van Heel, jurylid van de Kistemakerprijs, ging even zijn tekst te buiten. Hij gelooft niet dat dergelijke instituten in vier jaar op te richten zijn. Dr. C. le Pair, directeur van de Stichting voor de Technische Wetenschappen, uit in Technisch Weekblad van 6 september ook zijn bedenkingen. Hij vindt dat reeds bestaande instituten en organisaties, als TNO en NWO, gepasseerd worden en in de kou blijven. Dr. K.H. Chang, directeur van FOM vindt de financiële bijdrage van de overheid niet serieus.
Ook prof. dr. J. Kistemaker zelf, waarnaar de prijs is vernoemd, moet het eerst nog zien. Hij wil graag met de minister over de problematiek van gedachten wisselen. Kistemaker: 'Zo'n instituut kun je nauwelijks creëren omdat het altijd afhankelijk blijft van twee of drie bijzondere mensen. De minister zal tegen een Nederlands probleem oplopen. In ons land is het een probleem als je veel talent hebt; het wordt niet erkend. Overigens is het idee van de topinstituten niet nieuw. Al in 1947 waren er plannen volgens een dergelijk concept te werken.'
Logica
Bergveld zelf vindt de 'technology push' niet problematisch. Volgens hem is het een gegeven van vindingen dat je niet kunt ondervangen. 'Als je iets nieuws hebt, kun je bedrijven niet kwalijk nemen dat ze het nog niet gebruiken', aldus de logica van Bergveld. Volgens hem moet de universiteit gewoon doorgaan met het opdoen van ervaring.
Bergveld vertelde twee andere ervaringen te hebben opgedaan. Zo liepen bij Microtel de contacten al soepeler. In een actieve rondgang langs bedrijven kwam hij er terecht. De belangstelling voor een microfoon in de vorm van een 'sprekende en luisterende batterij' leek na overname van Microtel door Siemens vlot te verlopen. Maar een ongunstige personeelswisseling gooide roet in het eten. Toen de firma tot overmaat van ramp overgenomen werd door Siemens Nederland Handelsmaatschappij, wist Bergveld dat het niets meer zou worden met de geïntegreerde micro-microfoon. 'En ook Philips ziet er niets in. Dom. Dom', aldus Bergveld.
Uitkomst
De derde ervaring is Bergveld tot nog toe het best bevallen. De contacten met Unilever over de ontwikkeling van sensoren om het wasproces te regelen zijn een goede symbiose tussen de wensen van het bedrijfsleven en de mogelijkheden van de universiteit. Omdat Unilever zelf geen deskundigheid in huis heeft opdit terrein is de universiteit een uitkomst. Daar komt bij dat het bedrijf gebruik kan maken van een EZ-subsidie. 'Dat is tijdelijk geld en daar kunnen bedrijven niet mee werken. Universiteiten weten niet beter. Ik heb twee vaste mensen en elf losse promovendi. Dat werkt prima. Je kunt er zelfs prijzen mee winnen.'
Minister Wijers en professor Bergveld in een gezellig onderonsje. De bewindsman ontving van Bergveld een dasspeld met daarop gemonteerd succesvolle produkten die het resultaat zijn van onderzoekswerk van Bergveld. Van links naar rechts op de dasspeld zitten: een ISFET, een Mesa-PET + ISFET, een pH-aktuator, een geleidbaarheidssensor (ondermeer te gebruiken voor detectie van uierontsteking bij koeien), een micro-microfoon en een wassensor (Bergveld: 'die begint automatisch te piepen als de das in de was moet').
![]()