In de grootste zaak die de Raad van State op 5 september behandelde, werd de herverdeling van 30 miljoen gulden onderzoeksbudget aangevochten waartoe Ritzen in 1992 besloot. Met die maatregel, die in twee stappen werd doorgevoerd en sindsdien permanent is geworden, wilde hij de vermeende historische achterstand van de vier jongste universiteiten (waaronder de UT, red.) compenseren.
De `klassieke' universiteiten menen dat de bewindsman hiermee ver buiten zijn boekje ging. De maatregel was volgens hen onwettig, omdat hij afweek van de geldende procedures voor budgetverdeling. Bovendien klopten de argumenten niet, en was de maatregel een voorbeeld van ongelijke behandeling. Met de argumenten van Ritzen hadden sommige benadeelde universiteiten juist extra geld moeten krijgen en hadden twee bevoordeelden nergens recht op gehad. Kortom: een geval van `onbehoorlijk bestuur'.
De kwestie sleept nu al drie jaar. Al in april 1992 kondigde Ritzen zijn beslissing aan. Maar pas in zijn `begrotingsbrief' van december vonden juristen de aangrijpingspunten om in beroep te gaan. In januari '93 deden ze dat. En afgelopen week kwam de zaak eindelijk voor.
Dat in zo'n beroepszaak lange adem nodig is, bewijzen de vormfouten waardoor twee van de vijf oorspronkelijke indieners van het beroep intussen moesten afhaken. Zowel de Groningse als de Utrechtse universiteit waren op een bepaald moment te laat met het betalen van een futiel bedrag aan leges. Daarna gold hun beroep als `niet ontvankelijk'.
Formeel behandeldt de Raad van State nu nog slechts het beroep van drie instellingen: de universiteiten van Amsterdam, Leiden en Nijmegen. In praktijk maakt dit weinig verschil. Het gaat om principes. 'Wij voeren deze zaak voor het hele wetenschappelijk onderwijs', zegt men bij de UvA. Mocht de Kroon Ritzens besluit vernietigen, dan moet deze immers de herverdeling ongedaan maken; daar profiteren alle slachtoffers van. Moet de minister ook de `schade' van de afgelopen jaren ongedaan maken, dan kan dat voor hem nog flink in de papieren lopen. Redelijkerwijs valt het geld niet meer bij de vier `jongste' instellingen weg te halen. Dus zit hij al gauw met een gat van 75 miljoen gulden, zo rekent een UvA-ambtenaar voor.
Naast de kwestie van de onderzoekbudgetten behandelde de Raad van State vorige week een nog oudere zaak, van de Vrije Universiteit tegen Ritzen. De VU meent dat ze bij de invoering van een nieuw bekostigingssysteem in 1992 tekort is gedaan. Bewegingswetenschappen werd niet als `bèta'-richting erkend. Ook de lage vergoeding voor hbo-doorstromers die op de universiteit studeren zou juist de VU relatief zwaar treffen. De universiteit meent daardoor al vier jaar lang 3,7 miljoen gulden mis te lopen. De zaak van de VU is minder principieel getoonzet dan die van de andere instellingen. Maar mocht Ritzen ook hier ongelijk krijgen, dan heeft hij opnieuw een probleem van tenminste 15 miljoen gulden. Voor het eind van het jaar wordt een uitspraak verwacht.