De verschillen tussen de opleidingen zijn groot. Relatief goed scoren Werktuigbouwkunde (WB), Technische Natuurkunde (TN) en Elektrotechniek (EL), die respectievelijk 4, 5 en 8 procent teruglopen. Met een daling van 40 procent, tot slechts 29 studenten, is Toegepaste Wiskunde (TW) een uitschieter naar de andere kant. Ook Bestuurskunde (BSK, min 25 procent), Chemische Technologie (CT, min 30 procent), Technische Bedrijfskunde (TBK, min 25 procent) en Toegepaste Onderwijskunde (TO, min 23 procent) halen het gemiddelde naar beneden.
De Technische Universiteiten van Delft en Eindhoven trokken respectievelijk 10 procent en 6 procent minder eerstejaars. Opvallend is dat zich bij de TUE voor zowel WB als INF méér studenten inschreven dan in 1994. Deze universiteit heeft zijn instroom sinds 1990 echter zien halveren. Die dramatische terugval lijkt nu enigszins tot staan te zijn gebracht.
In Delft steeg de belangstelling voor informatica eveneens fors, maar daalden de aanmeldingen voor CT en WB sterk. Bouwkunde blijft daar met 548 eerstejaars, 71 meer dan in 1994, verreweg de populairste richting. Bij Technische Bestuurskunde daalde de instroom met 48 procent tot 85 studenten.
Ook op de UT verloor Bestuurskunde dus 25 procent ten opzichte van het vorige jaar, maar in 1991 en 1992 was het aantal aanmeldingen nog lager. In zijn algemeenheid deden de sociale wetenschappen in den lande het dit jaar beroerd. Opleidingen als antropologie en sociologie zagen hun aantallen eerstejaars met vergelijkbare percentages afnemen.
Zorgelijk lijkt voor de UT de situatie bij EL, TW, en INF waar de instroom sinds 1989 gestaag afneemt. Bij EL daalde het aantal eerstejaars in die periode van 169 tot 104, bij TW van 76 tot 29 en bij INF van 190 tot 74. Voor de andere opleidingen geldt een grilliger verloop.
Tijdelijk
Faculteitsdirecteur drs. F.L. Lagendijk van TW heeft geen verklaring voor de almaar dalende belangstelling voor de wiskunde. Volgens hem is er sprake van een landelijke trend en een tijdelijke dip. Omdat de teruggang in Delft dit jaar beperkt bleef, heeft die universiteit de eerste plaats van Twente overgenomen, en dat doet pijn. 'Maar we moeten elkaar niet in dezelfde vijver met hengels verdringen.'
Aan de kwaliteit van de opleiding kan het niet liggen, meent hij. 'De visitatiecommissie heeft ons juist de hemel in geprezen.' Popularisering van het curriculum of van de voorlichting wijst hij af. 'Waar we voor willen waken is dat we studenten trekken die we eigenlijk niet willen hebben, dat de instroom stijgt maar het rendement daalt.'
Ook onderwijsdecaan dr. G.F. van der Hoeven van Informatica wijst op de landelijke trend als het gaat om de daling van de instroom, waarbij Twente het bovendien relatief goed zou hebben gedaan. 'Van een heel kleintje zijn wij uitgegroeid tot de grootste van Nederland, al is het maar door langzamer te krimpen. Dat is dan nog een pleister op de wonde.' Door de stijging van het aantal eerstejaars is Delft echter nu ook met deze opleiding Twentevoorbijgestreefd. Dit wordt volgens hem veroorzaakt door het relatief grote aandeel hbo'ers dat de UT tot vorig jaar trok. Die instroom is door het anti-stapelbeleid van Ritzen vrijwel opgedroogd. Het aantal ingeschreven vwo'ers vertoont echter wel een lichte stijging. 'De landelijke trend is blijkbaar weer enigszins omgebogen. Ik verwacht eigenlijk dat wij volgend jaar weer met Eindhoven en Delft meedoen.'
Bij Toegepaste Communicatiewetenschap wreekt zich eveneens het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van 'stapelende' hbo'ers. De 'jonge' opleidingen Civiele Techniek & Management (CT&M) en BedrijfsInformatieTechnologie (BIT) delen in de algehele malaise, maar noteerden toch nog respectievelijk 113 en 56 eerstejaars.
Dieptepunt
CT is met een aantal van 104 eerstejaars op een absoluut dieptepunt aangeland, een halvering ten opzichte van 1989. Faculteitsdecaan prof.dr. W.E. van der Linden merkt op dat in die periode het totaal aantal studenten chemische technologie in Nederland is gehalveerd. Twente is daarbij met een marktaandeel van 40 procent wel de grootste gebleven. Hij verklaart de afnemende belangstelling voor CT uit een samenloop van omstandigheden: 'Er is een algemene teruggang in de techniek en natuurwetenschappen. Daarnaast is onze ervaring dat scholieren zich erg laten leiden door de arbeidsmarkt van dit moment en niet door die over vijf jaar. De economische ontwikkelingen in de chemie zijn echter altijd wat heftiger dan in andere sectoren en de grote chemische concerns reorganiseren allemaal drastisch. Wellicht dat dit de ideeën over arbeidsmarktperspectieven negatief heeft benvloed.' Van der Linden ziet weinig mogelijkheden wat aan de situatie te doen: 'Dan zouden wij ervoor moeten zorgen dat het totaal aantal eerstejaars CT in Nederland toeneemt. Als iemand weet hoe...'
Bij TBK stonden volgens de Centrale Studentenadministratie (CSA) op 6 september 175 eerstejaars ingeschreven, een ongekend laag aantal. Maar onderwijsdecaan ir. P. Melis wuift dat getal weg: 'Gisteren deelde mijn studieadviseur mij mee dat er zich nogal wat overstappers hebben gemeld. We zouden al weer boven de tweehonderd zitten.' De snelheid waarmee studenten besluiten toch maar af te zien van de studie van hun eerste keuze verbaast hem. Een verklaring daarvoor heeft hij niet. 'Het is ofwel een lichtvaardige keuze van de student, of voorlichting die niet deugt, of een combinatie van beide.' Als TBK inderdaad rond de tweehonderd studenten overhoudt op 1 december, blijft Twente daarmee waarschijnlijk ongeveer even groot als de TUE.
Elders
In totaal hadden zich half augustus zo'n 12 procent minder scholieren gemeld voor een universitaire studie. Opleidingen die deze zomer hun aanmeldingen zagen inzakken met dertig tot veertig procent zijn geen uitzondering. Alleen de medische richtingen hebben over belangstelling niet te klagen. Tegen alle trends in, en ondanks de grote kans op uitloting, groeit de belangstelling voor opleidingen als geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde. De Rijksuniversiteit Limburg zag als enige het aantal eerstejaars toenemen.
Financieel hoeft de teruggang in studentenaantallen voor de gezamenlijke universiteiten niet op een ramp uit te lopen. Sterker nog: door de dalende instroom zal per student het beschikbare budget dit jaar alleen maar toenemen. In 1990 spraken de universiteiten met het onderwijsministerie af dat kortingen op de subsidie pas zouden worden doorgevoerd bij een terugloop van meer dan tien procent van het totale aantal studenten. Zover is het nog niet.
Anders ligt dat voor afzonderlijke universiteiten en studierichtingen. Verlies van marktaandeel betekent voor hen wel verlies aan geld. Deverdeling van het budget is deels afhankelijk van studentenaantallen. Opleidingen die hun instroom een aantal jaren achter elkaar meer zien teruglopen dan het gemiddelde zullen zeker geld moeten inleveren.
Volgens onderwijs-onderzoeker dr. U. de Jong van de Universiteit van Amsterdam spelen bij de studiekeuze baankansen net zo goed een rol als de cultuur van een opleiding, de kosten van studeren, de kans op slagen en het imago. 'Uit marktonderzoek in de reclamewereld blijkt bijvoorbeeld dat de yuppie-gedachte van veel geld verdienen plaats maakt voor het ideaal van persoonlijke betrokkenheid. Dat kan een verklaring zijn voor de terugloop bij economie en de stijgende populariteit van geneeskunde.'
Tegelijkertijd zijn jongeren volgens De Jong meer dan ooit geïnteresseerd in de vraag of ze later een baan kunnen krijgen. Het idee alleen al dat het slecht gaat met de werkgelegenheid in een bepaalde studierichting kan voldoende reden zijn om af te zien van een studie. De Jong: 'Wat dat betreft heeft de lawine van negatieve verhalen over letteren en sociale wetenschappen zijn werk goed gedaan.' Ook in de techniek en, opnieuw, economie speelt werkloosheid een niet te onderschatten rol. Wanneer het slecht gaat met grote bedrijven als Fokker, Shell en Philips blijven de studenten in deze sectoren al snel weg, ongeacht de werkelijke kans op een baan. Geen overheidscampagne die daar tegenop kan. 'Het is ook een verklaring voor de algemene terugloop van eerstejaars studenten', zegt De Jong. 'De kosten van studeren worden ieder jaar hoger, de uitvalkansen zijn aanzienlijk. Tegelijk hebben jongeren het idee dat ze met een studie nauwelijks aan de slag komen. Als ze dat tegen elkaar afwegen ligt de uitkomst voor de hand.'
Geen vuiltje
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen houdt ondertussen stug vol dat er geen vuiltje aan de lucht is. Vooraanmeldingen van eerstejaars zijn een 'boterzacht gegeven', beweert een woordvoerder. Zelf voorspelt het ministerie, na aanvankelijk zelfs uit te zijn gegaan van een stijging, slechts een teruggang van twee procent. Een daling die met gemak kan worden verklaard door het feit dat er dit jaar simpelweg minder 18-jarigen zijn dan vorig jaar.
Anderen weten echter beter. 'De daling zal uiteindelijk minder desastreus uitpakken, maar dat hij groot is staat vast,' zegt studie-coördinator politicologie H.P. de Heide van de Universiteit van Amsterdam. Hij zag de aanmeldingen voor zijn opleiding deze zomer teruglopen met meer dan 40 procent. Een verklaring heeft hij echter niet: 'Eerst zou het uitstelgedrag zijn. Dat is duidelijk niet uitgekomen. Toen zou het een demografisch verschijnsel zijn, maar daarvoor is de teruggang te groot. En het is ook niet zo dat vwo-ers massaal voor een hbo-studie kiezen, want ook daar daalt de instroom van eerstejaars. De jongeren zijn gewoon zoek.'
Monica van der Garde / Marcel Wiegman, HOP