Met een spaarregeling kunnen tempobeurs-studenten onvoldoende resultaten in het ene jaar compenseren met extra resultaten in het andere. Een jaar geleden zegde Ritzen de Tweede Kamer toe 'loyaal invulling te zullen geven' aan zo'n spaarsysteem. Het kamerlid A. Lansink (CDA) had daarom gevraagd. Half juli kwam de bewindsman echter op zijn belofte terug. De regeling was niet langer nodig omdat studenten dit jaar niet 70, maar slechts 50 procent van hun studiepunten hoeven te halen, redeneerde hij onder meer. Het systeem zou bovendien te ingewikkeld worden. Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) spande daarop een kort geding aan.
De overheid mag niet zomaar terugkomen op gedane beloften, betoogde de advocaat van het ISO, mr. P. Petit, vorige week donderdag voor de Haagse rechtbank. Studenten zijn volgens hem verplichtingen, zoals het aanvaarden van een bestuursfunctie, aangegaan in de veronderstelling dat zij de gemiste studietijd later kunnen inhalen. Door de plotselinge weigering van Ritzen om een spaarsysteem in te voeren komen zij nu in de grootst mogelijke problemen. Ritzen heeft ook geen overtuigende argumenten aangevoerd om op zijn toezegging terug te komen, stelde Petit. Zo was er ten tijde van zijn toezegging nog helemaal geen sprake van een temponorm van 70 procent. Het ging slechts om een verhoging van de norm van 25 naar 50 procent. De advocaat kon zich bovendien wel degelijk een uitvoerbare regeling voorstellen, die de uitkeringsinstantie Informatie Beheer Groep (IBG) in Groningen niet onnodig belast.
Volgens de landsadvocaat was de oorspronkelijke toezegging van Ritzen echter minder hard dan hij op het eerste gezicht lijkt. Na de minister moeten immers de ministerraad, de Raad van State en het parlement zich nog over een eventuele regeling uitspreken. Tijdens die langdurige procedure kan er nog zoveel veranderen, dat studenten er nooit van uit hadden mogen gaan dat er een spaarsysteem zou komen. En zolang er geen sprake is van een concrete toezegging, is de overheid vrij zijn beleid te veranderen, betoogde hij. Rechtbankpresident Van Delden zat overduidelijk met de zaak in zijn maag. Inhoudelijk gaf hij de studenten zonder meer gelijk. Aan de andere kant wenste hij niet op de stoel van de Tweede Kamer te gaan zitten. Hij koos daarom voor een tussenweg: Ritzen moet voor eind oktober naar de Tweede Kamer om alsnog over de zaak te overleggen. 'Ik kan me voorstellen dat de studenten teleurgesteld zijn', zei Van Delden. 'En ik moet nog zien of Ritzen de Tweede Kamer kan overtuigen. De studenten kunnen in ieder geval, zeker met wat ik als rechter te berde heb gebracht, proberen de Kamer op andere gedachten te brengen.'
'Een ongebruikelijke uitspraak', vindt kamerlid B. Bakker (D66). 'Maar ik wil de hand in eigen boezem steken. Er was reden om de Kamer tot spoed te manen. De rechter herinnert ons er aan dat we nog wat werk te doen hebben.' Anderen reageren geprikkelder. Zo vinden VVD en CDA de opmerkingen van de rechtbankpresident prematuur. Ook zonder zijn ingrijpen had de Kamer Ritzen wel ter verantwoording geroepen, stellen zij. CDA-woordvoerder Lansink: 'Het is een soort stoerheid die wel vaker voorkomt bij rechters.'
Overigens tekent zich in de Tweede Kamer een duidelijke meerderheid af voor invoering van een spaarsysteem. De regeringspartijen VVD en D66 en oppositiepartij CDA willen Ritzen aan zijn oorspronkelijke belofte houden. Alleen de PvdA schaart zich voorlopig nog achter de eigen bewindsman en wil dezaak eerst tot op de bodem uitzoeken. Het overleg tussen Kamer en minister is vastgesteld voor 28 september.