Rector-magnificus prof.dr. Theo Popma toont zich een zachtaardig dorpspastoor. Hel noch verdoemenis worden de Oude Kerk in geslingerd. Zijn toon is vooral zalvend en hooguit licht verwijtend. De universiteit moet een ontmoetingsplaats zijn, waar alle betrokkenen in goede harmonie samenkomen om kennis te verwerven en weer door te geven, zo predikt hij.
Geen litanie dus, tegen de overdonderde stroom nota's over kennis en kennisoverdracht of over het ingrijpende overheidsbeleid ten aanzien van het hoger onderwijs. De rector loopt niet vooruit op de al uitgelekte onderdelen van het Hoger Onderwijs en Ontwikkelings Plan (HOOP), hij wacht 'met spanning af'. Wel spreekt hij de hoop uit dat in ieder geval de universiteiten de gelegenheid zullen krijgen zelf meer vorm te geven aan hun organisatie en dit kunnen doen binnen financiële randvoorwaarden die realistisch zijn.
Niet boos
Popma is niet boos, slechts bezorgd: 'De suggestie wordt gewekt alsof het met de kwaliteit en de studeerbaarheid slecht gesteld zou zijn, alsof de universiteiten in dezen nooit een verantwoordelijkheid hebben genomen. Het is te betreuren dat de minister niet meer vertrouwen in de universiteiten heeft getoond. Ik heb dan ook zorgen over de toename van de bureaucratie die met deze overheidsplannen (het in juli gesloten convenant over kwaliteit en studeerbaarheid, red.) wordt opgeroepen.'
Maar deze zorgen heeft de UT mede aan zichzelf te wijten, want het convenant is al door de universiteiten ondertekend. Bovendien is het niet de minister geweest die op de regelgeving heeft aangedrongen, maar de studentenorganisaties, omdat zij vonden dat tegenover de verhoging van het collegeld ook een hogere onderwijskwaliteit moest staan.
Popma geeft de studenten even later een handreiking door te constateren dat 'de student in onze organisatie als het ware centraal staat en zich op moet stellen als kritische en vooral actieve consument. Ook naar hem moet geluisterd worden.' Dat daarmee in de nieuwe bestuursstructuur (zie voorpagina) waarschijnlijk slechts vrijblijvend zal worden omgegaan, laat hij later onbecommentarieerd. Hij onderschrijft slechts de noodzaak van 'integraal management' en het 'creëren van persoonlijke verantwoordelijkheden'. In de daarop volgende alinea, die hij wegens tijdgebrek niet uitspreekt, staat zelfs: 'Privatisering kan, onder voorwaarden een antwoord zijn op de bestuurlijke problematiek waarmee de universiteit te maken heeft.'
Na een muzikaal intermezzo, dat door de aanwezigen met een oneerbiedig geroezemoes wordt verstoord, krijgt mevrouw A. van Dok, de staatssecretaris van Economische Zaken het woord. Zij slaagt erin niets nieuws ten gehore te brengen. Het achterblijven van de R&D-inspanningen in Nederland, de vereiste verbetering van de kennisuitwisseling tussen het hoger onderwijs en de semi-publieke kennisinstellingen, het is het afgelopen jaar al velemalen herhaald. Daarbij laat het verleggen van de subsidiestromen de universiteiten vooralsnog koud, want zij blijven daarbij buiten schot. Aan de vestiging van topinstituten zullen ze graag meewerken, zo liet Popma eerder al weten. Dat betekent immers naar verwachting een verhoging van de derde geldstroom.
Angst
De angst voor de aantasting van fundamenteel onderzoek, een kritische noot die Van Dok weleens opvangt, deelt zij (uiteraard) niet. Dankzij de verbetering van de wisselwerking kunnen typische 'win-win'situaties ontstaan: 'Men kan samen met het bedrijfsleven uitdagende, nieuwe onderzoeksthema's definiëren die zonder samenwerking niet zouden worden opgepakt. Tegelijk kan door de samenwerking tussen universitaire en bedrijfsonderzoekers de aansluiting tussen onderwijs en de eisen op de arbeidsmarkt worden verbeterd. En, last but not least, zou dat alles kunnen leiden tot een verruiming van beschikbare middelen.'
Daarnaast verwijst Van Dok naar de situatie in Engeland, waar de basisfinanciering van universiteiten sinds de jaren tachtig fors is teruggeschroefd, een voorbeeld dat de Nederlandse universiteiten weinig zal bekoren. Desondanks weten de Britse onderzoekers volgens haar evenveel Europese onderzoeksgelden binnen te slepen als hun Duitse collega's, hoewel er daarvan twee keer zoveel zijn. Een minder geslaagde vergelijking, vindt ook collegevoorzitter B. Veltman, want 'de Engelsen verdienen maar de helft van hun Duitse collega's'.
Geheel onverwacht geeft Veltman daarna het woord aan de kersverse voorzitter van de studentenvakbond SRD, Jorg Rodijk. Die gaat wel alvast in op de plannen in het HOOP en de mogelijke consequenties daarvan. Begrijpelijk, maar niet verrassend, laat hij van die voornemens weinig heel. Ze betekenen volgens hem een regelrechte afbraak van het universitaire bestel. 'Als deze plannen doorgaan, zal de kennisinfrastructuur van BV Nederland zodanig worden aangetast dat onze concurrentiepositie onaanvaardbaar wordt verzwakt. Tevens zal de kwaliteit van het onderwijs ten koste gaan van het marktgerichte denken van onze minister. Als dit de HOOP voor de toekomst is, dan zien wij deze toekomst met grote angst tegemoet.' Dus toch nog even hel en verdoemenis en de aanwezigen knikken instemmend. Maar weten ook dat het meest krachtige protest van de dag tevens het meest krachteloze is.
Rector magnificus Popma
SRD-voorzitter Jorg Rodijk
![]()
![]()