ANALYSE (zie vorige week)

| Redactie

Het is curieus met hoeveel ijver minister Ritzen nieuw beleid ontvouwt om het aantal universitaire studenten de komende jaren met bijna een kwart te verlagen van 180 naar 140 duizend. Curieus, omdat die daling al lang begonnen is. Ook zonder nieuw beleid lijkt het streefcijfer over vijf jaar al in zicht te komen. Ritzens nieuwe ingrepen kunnen op den duur wel eens een vorm van overkill blijken. Zitten we over tien jaar met een tekort aan academici?

Op het eerste gezicht is de minister alleen maar consequent. In zijn vorige HOOP, eind 1993, kondigde hij aan dat de universiteiten kleiner en selectiever moesten worden. Nu ze zelf geen maatregelen nemen, wordt hij concreter: het aantal universitaire studenten moet met bijna een kwart omlaag. Om dat te bereiken moeten ongeschikte studenten sneller weg, wordt voor hbo-ers de overstap naar de universiteit geblokkeerd en moeten `on-academische' opleidingen verdwijnen. Bovendien moet de studieduur van enkele opleidingen korter worden; ook dat zal het totale aantal studenten doen dalen.

Toch roept de ijver van Ritzen bij nadere beschouwing vragen op. Nam hij sinds zijn komst in 1990 niet al een lange reeks maatregelen om de run op universitaire diploma's af te remmen en de verblijfsduur per student te verlagen? En is er daardoor al niet een daling van het aantal studenten aan de gang?

Een kwart

Volgens het HOOP ligt het totale aantal universitaire studenten (plus extraneï en auditoren) al enkele jaren rond de 180 duizend. Maar deze rust is schijn. Sinds 1991 gaan steeds minder studenten naar de universiteit. In drie jaar daalde het aantal eerstejaars met ongeveer twaalf procent, tot 33.000. Zoals het er nu uitziet, gaat er dit jaar nog eens twaalf procent vanaf. Dat is maar zeer ten dele verklaren door een afnemend aantal 18-jarigen. Ook het ontmoedigende overheidsbeleid is zeker een van de oorzaken; maar niemand weet precies in welke mate.

De animo voor de universiteit is dus al bijna een kwart gedaald. Aan het totale aantal was dat tot voor kort niet te zien, omdat de `piekjaargangen' nog moesten afstuderen. Maar de uiteindelijke gevolgen zijn eenvoudig te schatten: zelfs als instroom en studietempo gelijk blijven, zal het totale aantal studenten begin volgende eeuw een kwart lager liggen dan nu. Precies het streven van de minister.

Ook twee CBS-medewerkers publiceerden een jaar geleden een dergelijke prognose. Louter door `demografische effecten' (of: minder 18-jarigen met vwo-diploma) voorspelden zij de komende vijf jaar een afname van het aantal universitaire studenten met 18 procent. Met de invloed van overheidsmaatregelen op de studiezin, of met de sterke daling in eerstejaars die zich dit najaar aftekent, hield hun studie nog geen rekening.

Wonderlijke prognoses

Weet de minister dan niets van een daling? Jawel. Maar zijn departement doet er al enkele jaren alles aan om de dalende animo te bagatelliseren. Historisch is dat te begrijpen: in de jaren tachtig kampte minister Deetman jarenlang met enorme begrotingstekorten, doordat de aantallen leerlingen en studenten vooraf steeds te laag waren geschat. Sindsdien gokt men liever een beetje te hoog. Maar dat alles maakt wel dat Ritzens profeten al jaren wonderlijke voorspellingen deden. Elke daling van het aantal eerstejaars gold als tijdelijk; het volgend jaar zou de instroom weer gaan stijgen. Dus was de daling van het jaar daarop steeds een verrassing. Ook in de cijferswaar Ritzen nu mee rekent, zit de kiem van verrassingen.

De enorme populariteitsdaling van 1995 is in het HOOP nog niet verwerkt. Ook de visie van de CBS-rekenaars is niet overgenomen. Dus zegt Ritzen dat het aantal universitaire studenten zonder nieuw beleid ergens rond de 170 duizend zal blijven steken, en dus komt hij met nieuwe maatregelen, om zijn streefcijfer van 140 duizend te halen.

Gevaarlijke luxe

Het kan natuurlijk nog steeds dat volgend jaar de animo voor de universiteit weer toeneemt, en dat het `dal' van 1995 als een gaaf voorbeeld van massaal uitstelgedrag de geschiedenis in zal gaan. Maar nemen we aan dat dit dal blijvend is, dan wordt het voor minister en universiteiten geen enkel probleem om het aantal studenten te laten dalen tot 140 duizend. Met de nieuwe maatregelen zal het zelfs nog een stuk lager kunnen uitkomen. De opvolger van Ritzen zal dat lagere aantal misschien geen probleem vinden. De bezuinigingsdoelen worden gehaald. En volgens afspraak kan de vergoeding per student zelfs hoger zijn dan anno 1995. Een stimulans voor de kwaliteit, kan de toekomstige bewindsman straks opscheppen.

Maar deze luxe is gevaarlijk. De kans is groot dat toekomstige minister van financiën de rijkdom van de steeds kleinere universiteiten toch niet kan aanzien. En dan is de negatieve spiraal compleet. Ritzen gaat er op dit moment van uit dat het aantal universitaire diploma's begin volgende eeuw 20.000 per jaar bedraagt. Vooral doordat er bijna geen hbo-ers meer naar de universiteit zullen doorstromen, zijn dat er 4000 minder dan nu.

Als het de komende jaren een beetje tegenzit, kan het aantal afgestudeerden echter best nog tien procent dalen. En hoe stelt de minister zich dan voor dat er tegelijkertijd bij de bèta- en techniekstudies de zo gewenste groei gehaald wordt? De huidige studiefinanciering lijkt de keus voor zo'n studie die weinig ruimte biedt voor bijverdienen eerder te ontmoedigen.

Het kan nog even duren. Maar over vijf jaar zouden we wel eens kunnen meemaken dat Ritzens opvolger met maatregelen moet komen om een universitaire studie aantrekkelijker te maken.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.