De faculteit Chemische Technologie is penvoerder van de nieuwe onderzoekschool. Het interfacultaire Biomedisch Technologisch Instituut (BMTI) op de UT vormt samen met groepen uit Delft, Leiden en Nijmegen de IBME-onderzoekschool. Van de TU Delft participeert de sectie Mens-Machine Systemen (faculteit Werktuigbouwkunde & Maritieme Techniek, vakgroep Meet- en Regeltechniek); van de Rijksuniversiteit Leiden de Biomaterials Research Group (faculteit Geneeskunde), en van de KU Nijmegen de werkgroep Bioelektriciteit (faculteit Geneeskunde, vakgroep Biofysicia & Medische Fysica).
In totaal zijn ongeveer 150 wetenschappers bij de onderzoekschool betrokken. 'Op deze manier kunnen we een structurele kwaliteitsbewaking uitvoeren. Met alleen samenwerkingsverbanden is daarvan geen sprake', aldus UT-hoogleraar prof. dr. J. Feijen, de wetenschappelijk directeur van IBME. Behalve gezamenlijke onderzoeken gaat IBME uiteraard promovendi afleveren. Feijen: 'het moeten specialisten worden die hun verdieping in de technische basisdiscipline toepassen in de biomedische techniek, een wetenschapsgebied dat juist sterk interdisciplinair is.'
Voorbeeld
Als actueel voorbeeld van het interdisciplinaire karakter noemt Feijen de tissue-engineering. Hier treffen de biotechnologie en biomedische technologie elkaar de komende jaren op fundamenteel niveau. De vraag is of levende cellen mee kunnen helpen om materiële structuren te ondersteunen. Combinaties van cellen en materialen (zoals endotheelcellen en vaatprothesen), zenuwcellen ingebed in een afbreekbare matrix, alsmede de regeneratie van botcellen in een kunststof structuur, zijn voorbeelden van dit fascinerende technologiegebied dat ook in de Verenigde Staten in opkomst is.
Belangrijk voor de UT is de samenwerking met medische faculteiten zoals die verbonden zijn aan de academische ziekenhuizen in Nijmegen en Leiden. Door het directe contact met de medici kunnen 'valkuilen in een vroeg stadium vermeden worden'. Een samenwerking waar ondermeer de Vakgroep Biomedische Werktuigbouwkunde van prof. dr. ir. H.J. Grootenboer zijn voordeel mee kan doen. Het verdere onderzoek van exo- en endoprothesen (zoals het verlengen van het bovenbeen met geïmplanteerde prothesen) kan in nauw overleg plaatsvinden. In een vroeg stadium hoopt men te achterhalen of nieuw te ontwikkelen prothesen van het kniegewricht in de praktijk haalbaar en medisch hanteerbaar zijn.
'Onderzoekscholen op het gebied van de biomedische technologie zijn er weinig in de wereld en dat moeten we uitbuiten', zegt Feijen. De IBME-onderzoekschool is dan ook niet zomaar ontstaan. De school komt voort uit gerichte aktiviteiten die de UT altijd al heeft ondernomen. Reeds in de jaren '70 werd het 'coördinatie centrum voor biomedische techniek' aan de TH opgericht. Het interfacultaire BMTI was niet meer dan een logisch vervolg hiervan. Met de IBME wordt de samenwerking tussen verschillende disciplines al even logisch uitgebouwd. Feijen: 'De onderzoekschool begint vorm te krijgen, maar samenwerking is er altijd al geweest. Ook tussen verschillende groepen op de UTzelf, zoals bij het Functionele Elektro Stimulatie (FES)-programma van de faculteiten EL en WB.'
Inbreng
De UT zal een grote technische inbreng in IBME kennen. Concreet wijst Feijen op het ontwerpen van bloedcirculatie-apparatuur waar WB een bijdrage gaat leveren. De specialistische hulp van de vakgroep Technische Optica van dr. J. Greve, kan een rol spelen op het terrein van celkarakterisering: met microscopie en Raman-spectroscopie wordt in levende cellen gekeken om zo tot indentificatie te komen.
Bij het runnen van de onderzoekschool wordt Feijen sinds kort geassisteerd door drs. Iddo Bante die sinds enkele maanden als zakelijk directeur van BMTI is aangesteld. Bante is gepokt en gemazeld bij DSM. Mede door zijn ervaring en kennis hoopt Feijen een brug naar het bedrijfsleven te slaan.
Bante: 'Research en marketing moeten elkaar natuurlijk aanvullen, maar ik zal meteen ook naar het bedrijfsleven kijken. Bij DSM werkte ik in het spanningsveld van research en klant. Bij een bedrijf geldt in versterkte mate dat je mogelijke klanten opspoort en hun vragen oppakt. Die ervaring kan ik in mijn nieuwe functie op de universiteit goed inbrengen.'
Bante wil speciale aandacht voor het midden- en kleinbedrijf. 'We moeten proberen ze voorzichtig over de drempel te trekken. Vooral de vertrouwelijkheid is voor kleine bedrijven een probleem. Verder weten ze de weg naar de UT minder goed dan grote bedrijven. Vooral de tijd is een groot probleem, want meestal kunnen ze niemand vrij maken voor onderzoek,' aldus Bante.
EGBERT VAN HATTEM
I. Bante, zakelijk directeur IBME
![]()