Feite van Dijk wordt na vijf Twentse jaren beleidsmedewerker internationalisering bij de faculteit Technische Bestuurskunde aan de TU Delft. Van Dijk: 'Ik heb hier lang genoeg gezeten, ik ben aan een nieuwe uitdaging toe. De eerste drie jaar was alles interessant, de twee jaar daarna waren wat minder, en anderhalf jaar geleden dacht ik: ik wil wel wat anders. Dat mijn vertrek nu samenvalt met de implementatie van het BIS is toeval.'
Van Dijk heeft als buitenlandfunctionaris aan de UT, zo zegt hij, vijf jaar lang vanaf een 'wat geïsoleerde positie op centraal niveau' moeten 'initiëren en stimuleren'. In Delft kan hij nu eens op facultair niveau concreet aan de slag met de internationalisering van het curriculum. 'Ik kan zo studenten echt een internationale dimensie in hun studie meegeven.'
Noviteit
Internationalisering was in Twente nog een zekere noviteit, toen Feite van Dijk in 1990 als buitenlandfunctionaris begon. De meeste universiteiten beschikten reeds over een bureau buitenland, maar de UT had alleen een stagecommissie. De faculteiten deden weinig, en aansluiting bij STIR (Stimuleringsprogramma Internationalisering van O&W) en het toen twee jaar oude ERASMUS (EG-studentenuitwisselingsprogramma) was beperkt.
Van Dijk moest zijn functie zelf inhoud geven. Een eigen budget had hij niet; wel mocht hij adviseren over bestedingen uit het fonds internationalisering en was hij verantwoordelijk voor het beheer van externe subsidiegelden. In het begin lag de nadruk van het werk vooral op (uitgaande) studentenmobiliteit, herinnert Van Dijk zich. 'Het was zaak zoveel mogelijk studenten uit te zenden, het maakte niet echt uit waarheen.'
Groei
Die uitgaande mobiliteit is sinds 1990 flink gegroeid, aldus Van Dijk. In 1990-1991 gingen hooguit enkele tientallen UT-studenten voor een tijdje naar het buitenland, vrijwel uitsluitend voor stages bij bedrijven. In 1993-1994 waren dat er 400. Nog altijd gaat het overigens voor zo'n 70 procent om stages, zegt Van Dijk. 'Vooral bij de technische faculteiten ligt de nadruk bij studentenmobiliteit nog altijd bij de stage.'
De inkomende mobiliteit (buitenlandse studenten die een tijdje in Twente zitten) is een ander verhaal. In 1990-1991 was daar amper sprake van. In 1993-1994 ging het om 150 buitenlandse studenten. Maar er is nog altijd geen 'balans', erkent Van Dijk. Aan de opvang ligt het niet, dankzij de succesvolle activiteiten van de drie jaar geleden opgerichte, door studenten gedreven Stichting SMIT (Student Mobility in Twente).
In de marge
Hoe kijkt de buitenlandfunctionaris terug op vijf Twentse jaren? 'Ik wilniet op de valreep zielig gaan doen, maar makkelijk was het niet', zo verzucht Van Dijk. 'Internationalisering speelt zich nog altijd in de marge af. En ik ben daarbij natuurlijk nooit meer geweest dan een eenmansbureautje, met een wat geïsoleerde positie, ook binnen de dienst (TRD, red.).' De diverse nota's (Internationalisering 1993, Ontwikkelingssamenwerking 1994) waren ook geen echte hulp: wel 'open' maar nooit 'diepgravend'.
Een extra frustratie is dat Van Dijk bij de (bestuurders van de) technische faculteiten nooit een voet aan de grond heeft gekregen. 'Ik ben destijds aangesteld met een initiërende en stimulerende taak, maar ik moet bekennen dat het me niet gelukt is bij de technische faculteiten de discussie over internationalisering op bestuurlijk niveau te krijgen. Zij vinden internationalisering, afgezien van de stage, gewoon niet zo belangrijk.'
'Hoogst ongelukkig' blijkt Van Dijk nog altijd over het evaluatierapport buitenlandfunctie van 1993 (dat kritisch was over de geboekte vooruitgang) en over de latere 'tussenbalans'. 'De wijze waarop beiden zijn uitgevoerd, en vooral het feit dat ik daar amper bij betrokken ben, heeft me eerlijk gezegd nogal gefrustreerd.' Terwijl het mede over zijn functioneren ging: 'De geëvalueerde functie werd nu eenmaal bekleed door één persoon.'
Het was geen goede evaluatie: 'Centraal stond opnieuw de uitgaande studentenmobiliteit, terwijl het had moeten gaan over de internationalisering van curricula en de instroom van buitenlandse studenten. 'Ik had die evaluatie veel sterker willen aanzetten, ook qua aanbevelingen naar het BIS toe. Het ging mij om de institutionalisering van de internationalisering.'
Eèn loket
Het evaluatierapport bepleitte niettemin de creatie van één 'loket' voor alle buitenlandactiviteiten van de UT, en een versterking aan menskracht en middelen. In die zin heeft de evaluatie mede geleid tot het BIS, dat binnenkort, met extra budget (enkele tonnen) en extra menskracht (4 fte), binnen de nieuwe dienst UT-Liaison (TRD/CAE/BIS) van start moet gaan.
Dat is toch de gewenste versterking? Van Dijk: 'Ja, maar die versterking komt eigenlijk twee jaar te laat. Je had er twee jaar geleden, toen we het initiatief namen, beleidsmatig en organisatorisch vorm aan moeten geven. Het duurt allemaal zo lang aan een universiteit. Het momentum is bijna verloren geraakt. Het is zaak dat momentum vast te houden.'
Het BIS zal, zo blijkt uit het officiële reorganisatieplan, binnen de nieuwe dienst UT-Liaison een tamelijk zelfstandige positie krijgen. Een en ander wordt onder meer duidelijk uit de 'directe relatie' met rector Theo Popma, CvB-portefeuillehouder internationalisering en vanouds zeer betrokken bij het BIS. Van Dijk vindt dat prima: 'Op zich is dat goed, dat de rector direct betrokken is bij BIS, en niet op afstand.'
Kwaliteit
Het nieuwe BIS krijgt drie hoofdtaken: internationale studentenmobiliteit, internationale profilering van de UT en ontwikkelingssamenwerking. Volgens Van Dijk heeft groei van de uitgaande studentenmobiliteit niet langer prioriteit. 'De UT mikt nu op stabilisatie. De aandacht wordt verlegd van kwantiteit naar kwaliteit.' Onder meer door het slechten van barrières: internationalisering van curricula en optimale aansluiting, b.v. door volledige erkenning van buitenlands behaalde studiepunten. Zo zal gewerkt moeten worden aan een European Credit Transfer System dat vanaf 1997-1998 onderdeel wordt van het EG-programma SOCRATES, opvolger van ERASMUS.
Wat betreft de inkomende studentenmobiliteit wordt het vergroten van het aantal van 150 buitenlandse studenten (1993-1994) volgens Van Dijk een van de uitdagingen van het BIS. 'We moeten proberen op een gestructureerde manier meer buitenlandse studenten zien binnen te krijgen.' Mogelijkheden liggen vooral bij de technische faculteiten. 'Een groei van 150 naar 500 per jaar is niet realistisch, maar van 150 naar 200 wel. En dan met namemeer instroom in het reguliere onderwijsprogramma.'
Engels
Van Dijk bepleit ten behoeve van die buitenlandse studenten onder meer een strategische uitbreiding van het aantal Engelstalige colleges (nu al bij TO, BSK en TBK). Ter voorkoming van 'ghetto-courses' en dure parallelle collegecycli is het daarbij gewenst dat de Engelstalige colleges op termijn ook door de reguliere Twentse studenten worden bezocht. Dat kan volgens Van Dijk bovendien leiden tot allerlei 'interessante synergie'.
Hoewel Engelstalige colleges een absolute voorwaarde zijn voor het trekken van meer buitenlandse studenten, moet er ook aandacht komen voor de opzet van intensieve groepscursussen Nederlandse taal. 'Nederlands op collegeniveau is in twee maanden te leren, zeker voor Duitsers of Noren.'
Het BIS moet inzake de internationale profilering van de UT volgens Van Dijk gaan zorgen voor de nodige 'centrale coördinatie'. Veel verwacht Van Dijk van een internationaal netwerk van 'UT-achtige universiteiten'. Het gaat er niet zozeer om dat de naam UT op ieders lip ligt. Volgens Van Dijk valt zelfs een andere naam te overwegen. 'Het klinkt beroerd in het Engels: University of Twenty. Bovendien staat Twente nergens op de kaart.'
Verouderd
In het bestaande UT-beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking kan Van Dijk zich nog altijd vinden, al vindt hij het begrip 'verouderd'. 'Neem onze contacten met Indonesië (Bandung). Daar gaat het niet meer om ontwikkelingssamenwerking, maar om een gelijkwaardige samenwerkingsrelatie.'
Maar moet de UT wel samenwerken met landen waar de mensenrechten volop worden geschonden? 'Ik vind dat je de wetenschappelijke contacten met zulke landen moet onderhouden, ook omdat die de situatie kunnen helpen verbeteren. Ik ben ervan overtuigd dat studentenuitwisseling met China uiteindelijk bijdraagt aan verbetering van de mensenrechtensituatie daar, hoe marginaal ook. Je moet de dialoog dus op gang houden, tenzij een partner-universiteit actief meewerkt aan schendingen van de mensenrechten.'
Kansen
Van Dijk voorziet al met al voor BIS toch tal van kansen. Het werven van voltijds-studenten in het buitenland (Duitsland, maar ook Indonesië), professionalisering van service op het gebied van studentenmobiliteit ('moet het visitekaartje van de UT worden'), de overgang van ERASMUS naar SOCRATES. 'Dat laatste vraagt een dialoog met alle faculteiten over de vraag wat nu echt de positie is van internationalisering in het totale beleid.'
En gevaren? 'De bezuinigingen, mogelijkerwijs. Die dwingen tot keuzes, en gezien de marginale positie van internationalisering aan veel faculteiten lopen internationaliseringsprojecten het risico als eerste te worden geschrapt.' En de fusie/reorganisatie rond UT-Liaison? 'Het is zaak dat BIS zo snel mogelijk van start gaat, en niet nog later dan 1 oktober.' Er dreigt een gat. 'Ik heb nu geen opvolger. Ik heb alleen informeel wat taken overgedragen aan mensen die formeel nog niet eens in functie zijn. Het is van belang dat BIS snel gezicht krijgt', aldus Van Dijk.