Mijn eerste onderwijzer was een kleuterjuf; zij vertelde voornamelijk sprookjes. Na haar volgden de meesteres, de leraren, de docenten en de professoren, en ik hoorde geen verschil. Nog steeds sprookjes. Mooie sprookjes, spannende sprookjes, vaak ook razend ingenieuze sprookjes, maar nooit iets anders dan sprookjes. De wetenschapper die meent dat zijn leer de waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid is, begaat dezelfde fout als de bijbelfanaticus die hij beschimpt.
Economiestudenten worden ingeleid in de Efficiënte Markt Hypothese. Deze theorie verklaart dat het niet mogelijk is door het bestuderen van beschikbare informatie structureel geld te verdienen op speculatieve markten. Nu doe ik in mijn beroep niets anders dan het bestuderen van informatie, met geen ander doel dan op basis daarvan te handelen op speculatieve markten. Voor mijn werkgever is het resultaat op deze transacties de enige bron van inkomsten.
U begrijpt dat ik de Efficiënte Markt Hypothese verwerp. Toch zal ik de laatste zijn die deze theorie uit het curriculum geschrapt zou willen zien. Kende ik deze theorie niet, dan zou ik vijftig procent van mijn vakliteratuur niet begrijpen. En al berust een theorie op nog zulke aparte nonsens, dan nog beschik ik wel graag over de kennis om dit waarde-oordeel er zelf aan te kunnen verbinden.
Wie onze sprookjes niet kent, komt met een achterstand binnen in onze maatschappij. Wie de verhalen uit de bijbel niet kent, strompelt zwaar invalide rond door onze cultuur. En wie de evolutietheorie niet kent, had in Babel een steiger voor zichzelf alleen. Kinderen moeten naar school om dag in dag uit onze sprookjes aan te horen. En na de laatste Grimm volgt het centraal schriftelijk examen. Maar dat is geen eredienst waarin de kandidaten plechtig belijden al die onzin voortaan te geloven. Het is gewoon een toets. Ter controle of de bengels braaf hebben geluisterd. En dat waarde-oordeel, dat vormen ze maar in hun eigen tijd.