In een brief aan de Tweede Kamer schreef Ritzen deze zomer dat hij niet langer de noodzaak inziet van een spaarregeling voor studiepunten. Door ingrijpen van de Kamer hoeven studenten komend jaar niet zeventig, maar slechts vijftig procent van hun studiepunten te halen om hun beurs te behouden, redeneert de bewindsman. Daarmee zouden ze voldoende ruimte overhouden om hun studie flexibel in te richten. Extra compenserende maatregelen om tegenvallende prestaties op te vangen zijn volgens hem in die situatie niet nodig. Wie de norm buiten zijn schuld niet haalt kan bovendien een beroep doen op het afstudeerfonds van de hogeschool of universiteit.
Een zwakke argumentatie, vindt het ISO, die daarin wordt gesteund door studentenbond LSVb. Toen Ritzen een jaar geleden de Tweede Kamer beloofde 'loyaal invulling te zullen geven' aan een spaarregeling was nog helemaal geen sprake van een temponorm van zeventig procent. Het ging slechts om een verhoging van de norm van 25 naar 50 procent. Drie maanden later zei Ritzen bovendien in de Eerste Kamer dat een spaarregeling er 'in elk geval' zou komen, omdat dat was 'toegezegd aan de Tweede Kamer'.
In een extra toelichtende brief aan ISO en LSVb stelde Ritzen afgelopen maandag dat hij zijn toezegging deed op een moment dat er wel degelijk sprake was een normverhoging boven de vijftig procent. Dat zou duidelijk hebben gestaan in de onderwijsbegroting voor 1994. 'Iedereen kon daarvan op de hoogte zijn', aldus een woordvoerder van de minister. Het ISO denkt echter voor de rechter aannemelijk te kunnen maken dat Ritzen met zijn toezegging aan de Kamer verwachtingen heeft gewekt waar hij niet meer onderuit kan.
Ook andere argumenten van de bewindsman om af te zien van een spaarsysteem vinden in de ogen van de studenten geen genade. Zo zou hij een door ISO en LSVb voorgestelde spaarvariant, waarbij na vijf jaar wordt gekeken of een student gemiddeld de helft van zijn studiepunten heeft gehaald, zonder verdere toelichting hebben afgewezen. In zijn brief van afgelopen maandag stelt Ritzen echter dat de door de studenten voorgestelde norm suggereert dat 'de studiefinanciering is bedoeld om freewheelen te faciliteren.' Het plan van de studenten zou bovendien nog moeilijker uit te voeren zijn dan de modellen die hij zelf eerder in gedachte had.
De Tweede-Kamerfracties van de VVD en CDA willen Ritzen in ieder geval aan zijn belofte houden. VVD-woordvoerster M. de Vries denkt dat het zeer wel mogelijk is een systeem te ontwerpen waarbij studenten minder gelukkige jaren kunnen compenseren door binnen vijf of zes jaar af te studeren. PvdA-woordvoerder R. van de Ploeg zal zijn partijgenoot 'uit het oogpunt van bestuurlijke betrouwbaarheid' wel ter verantwoording roepen over zijn precieze toezegging aan de Kamer. Inhoudelijk is hij het echter met Ritzen eens: 'Ik ben van de school die vindt dat studenten moeten presteren. De studiefinanciering is nu eenmaal niet bedoeld om corpora in stand te houden.' Wanneer er alsnog een spaarregeling komt zal die overigens van beperkte duur zijn. Zij geldt alleen voor studenten die vallen onder het regime van de tempobeurs. In september 1996 wil Ritzen de prestatiebeurs invoeren. Met nieuwe studenten wordt dan grotendeels aan het einde van de studie afgerekend. Oorspronkelijk zou de prestatiebeurs dit studiejaar al ingaan. Het wetsvoorstel werd afgelopen juni echter met een nipte meerderheid afgewezen door de Eerste Kamer. Deze zomer stuurde Ritzen een nieuwvoorstel naar de Raad van State, dat op de invoeringsdatum na vrijwel identiek is aan het oorspronkelijke voorstel.