De paar schrijnende gevallen zijn eerlijk over de faculteiten verdeeld. Structureel is er dus niets mis met het huidige aio-stelsel. Sterker nog: de gemiddelde Twentse aio wil absoluut niet klagen. 'Jongens, jullie doen net of het aio-schap iets verschrikkelijks is. Maar ik heb een leuke baan, het is prima zo', reageerde een aantal respondenten. Nu is het TAIO ook geen schopclub, haast voorzitter Diana Limburg te verzekeren.
De initiatiefnemers van het vorig jaar mei opgerichte overleg hadden natuurlijk zelf wel een idee over het hoe en waarom van het TAIO. Maar zij wilden ook graag weten wat onder hun collega's leeft. Daarom ontvingen bijna vierhonderd getraceerde aio's, oio's en twaio's een enquête. Daarvan kwam niet meer dan 37,4 procent retour. Op zichzelf al een aanwijzing voor tevredenheid, zo lijkt het.
Individueel
Weliswaar vindt 17 procent van de respondenten de begeleiding onvoldoende, maar: 'als mensen problemen hebben, dan liggen die op dit vlak. Dat is dan heel individueel, heel persoonlijk', meent Limburg. Gemiddeld gaven de respondenten hun begeleiding een 6,7. Tijd is de bottle-neck, weet Doolaard. 'Bij het aannemen van aio's en oio's wordt zelden gekeken of dat nog in de agenda past. De neiging steeds meer promovendi aan te stellen moet worden ingedamd.' Bovendien dienen medewerkers mede te worden beoordeeld op hun capaciteiten hen te begeleiden, vinden beide bestuursleden.
Het opleidings- en begeleidingsplan (OBP) krijgt gemiddeld een 6. Limburg: 'Het is moeilijk vantevoren een goede inschatting te maken. Maar als er problemen zijn, kan het OBP een houvast, een referentiepunt zijn. Daarom moet goed worden bekeken hoe je een functioneel OBP in elkaar zet. Eventueel evalueer je na een half jaar of het plan aanpassing behoeft.'
Onderwijs volgen blijkt voor promovendi vaak lastig omdat zinvolle cursussen zeldzaam zijn. 'Je moet niet het volgen van onderwijs afdwingen om het volgen van onderwijs', concludeert Limburg. De aio-cursussen binnen de eigen onderzoeksschool en niet-universitaire cursussen worden het hoogst gewaardeerd. Eerste fase vakken en aio-cursussen buiten de UT scoren het laagst. De aanbeveling is daarom cursussen per onderzoeksschool te organiseren. Overigens blijken grote verschillen te bestaan in de tijd die aan onderwijs volgen wordt besteed.
Datzelfde geldt voor het geven van onderwijs. Sommige faculteiten maken dankbaar gebruik van elk paar extra handen en laten hun promovendi eerstejaarspractica begeleiden. Binnen andere richtingen is het geven van onderwijs niet verplicht, omdat het al als moeilijk genoeg wordt ervaren binnen vier jaar een promotie-onderzoek af te ronden.
Een kwart
Maar liefst een kwart van de respondenten ligt volgens eigen zeggen achter op schema. Te veel, vinden Limburg en Doolaard, maar niet nodig. 'Je moet een goed onderzoeksplan opstellen dat in principe in vier jaar haalbaar is en een realistische afbakening aanbrengen. Als er een vertraging optreedtwaar je niks aan kunt doen, moet je je schema om durven gooien en met minder prestaties genoegen nemen', menen zij praktisch.
'Inmiddels is lering getrokken uit de eerste generatie aio's en oio's. Men is er nu wel redelijk achter hoe je onderzoek in vier jaar moet doen. Die tijdsdruk is niet slecht. In de praktijk heb je een opdrachtgever en werkt het ook zo.'
Grootste vrees van de huidige generatie promovendi is de dreigende invoering van het beursstelsel voor aio's en oio's wegens de wachtgeldproblematiek. De UT heeft weliswaar geen behoefte aan beurspromovendi, maar is niet principieel tegen. Invoering van het (nog) slechtere beloningssysteem ligt dus altijd op de loer.
Woensdag 24 mei om 12.30 uur houdt de KPS een politiek Uté over de toekomst van het huidige aio-stelsel in zaal 5 van de Vrijhof.