Bedrijfskunde moet studenten meer uitdagen

| Redactie

'De Nederlandse opleidingen zijn misschien te makkelijk. Wij hebben van studenten zulke klachten gehoord.' Dat stelt een internationale 'strategic audit group' in een visitatierapport over de Nederlandse bedrijfskunde-opleidingen dat werd opgesteld voor de VSNU. De commissie is sceptisch over de grote nadruk op 'studeerbaarheid' in ons land. De prestatiedruk van de bedrijfskunde-opleidingen is al aan de lage kant. Volgens de commissie mag echter niet elke piekbelasting uit de studie verdwijnen - toekomstige managers moeten juist met zulke uitdagingen leren omgaan.

De buitenlandse experts vragen meer aandacht voor het aantrekken en selecteren van goede en gemotiveerde studenten - want dat bepaalt voor een groot deel de kwaliteit van de opleiding. Betere voorlichting vooraf en een goed selecterende propedeuse zijn noodzaak. Daarnaast moeten studenten in de studie gemotiveerd en uitgedaagd worden. In dat laatste verband zet de commissie zich af tegen teveel nadruk op 'studeerbaarheid'. Als de begeleiding maar goed is, mogen de studenten best meer uitgedaagd worden.

Het rapport over bedrijfskunde verscheen vorige week als een 'onderwijsvisitatie'-rapport van de VSNU, maar blijkt een vreemde eend in die bijt. Het is gemaakt door een andere club (de European Foundation for Management Development, EFMD), en volgens een ietwat afwijkend recept. Veel aandacht voor de mission-statements van de opleidingen, maar minder voor zulke heikele en actuele zaken als studietempo en studeerbaarheid.

Dit keer ook geen vergelijkend oordeel over onderwijsorganisaties. Volgens de EFMD, die ook zes jaar geleden de opleidingen visiteerde, bestaat er geen universeel model voor de 'goede' managementschool. De behoeften van de markt zijn divers en dus leiden er vele wegen naar Rome. Daarom koos EFMD voor een strategic audit, waarin elke opleiding feedback krijgt op de belangrijkste kernpunten van zijn eigen missie. Het resultaat is geen voer voor boekhouders en inspecteurs, maar bloemrijk commentaar op de grote diversiteit aan onderwijsprogramma's.

De EFMD-commissie is in het algemeen redelijk lovend over de kwaliteit van de zeven Nederlandse bedrijfskunde-opleidingen. Omdat naar onderlinge verschillen eigenlijk niet gekeken is, krijgen alle opleidingen van de commissie dan ook het predikaat 'redelijk'.

In al hun diversiteit hebben de zeven bezochte opleidingen, of ze nu in techniek of economie wortelen, ook problemen gemeen. Allen zijn door de wet gedwongen jongeren in vier jaar op te leiden tot bedrijfskundige - waar management schools elders in Europa vaak gericht zijn op mensen met werk- of studie-ervaring, of in elk geval meer kunnen selecteren. Alle Nederlandse opleidingen worstelen met die opdracht, menen de experts.

Een van de problemen is dat een opleiding bedrijfskunde zijn studenten een aantal beroepsvaardigheden en een passende beroepshouding moet laten ontwikkelen. Dat vereist een zelfwerkzaamheid die in de Nederlandse opleidingen nog uitzondering is. De commissie noemt het symptomatisch dat 'actief leren' alleen bij de twee jongste bedrijfskundestudies (Maastricht en Open Universiteit) een grote plaats inneemt.

De buitenlandse experts hebben in dit verband kritiek op de kwaliteit van de studentenpopulatie. Ze willen dat opleidingen met betere voorlichting plus selectie in de propedeuse zorgen dat ze alleen echt geschikte en gemotiveerde studenten binnenhalen. Het massaal werven van HBO-doorstromers - wat vooral Nijmegen doet - vindt de commissie een gevaar voor de echte academische vorming. Verder vindt ze dat er na de propedeuse een soort onderwijscontract moet komen, een fair deal die zowel de opleiding als de student verplicht om zich behoorlijk in te spannen.

Opvallend weinig zegt de commissie over het studierendement. Blijkens de cijfers in het rapport haalt van de eerstejaars slechts 6 (Eindhoven) tot 24 procent (Rotterdam) de propedeuse in één jaar (in Twente is dat 21procent). Na twee jaar liggen de percentages op 50 tot 71 procent (Twente 68 procent). Uiteindelijk haalt 60 procent van de eerstejaars de eindstreep, vaak in zes jaar. De studierendementen dalen de laatste jaren overal fors. In het openbare rapport gaat de commissie hier niet expliciet op in. Wel verwijst ze ernaar als ze pleit voor betere selectie.

Veel terugkerend kritiekpunt is verder dat opleidingen (vooral Nijmegen) slecht aansluiten op de arbeidsmarkt. Omdat de pure 'management'-kennis volgens de experts vaak pas gebruikt wordt als iemand al tien jaar werkt, moeten afgestudeerden voor de start van hun carrière ook enige specialistische en praktische bagage meekrijgen. In Twente en Eindhoven is dat de techniek, in Rotterdam de bedrijfseconomie. Bij de andere opleidingen is minder sprake van direct bruikbare deskundigheid.

Tenslotte pleit de commissie ervoor de positie van het vak bedrijfskunde in de universiteit verder te verstevigen. Naast het 'initiële'-onderwijs moet elke opleiding deelnemen aan postdoctoraal beroepsonderwijs (MBA) en energie steken in wetenschappelijke uitdieping van het vak. Bij dat laatste beschouwen de experts het als een kracht van de Nederlandse bedrijfskunde dat die wortelt in verschillende moederdisciplines, zoals de techniek in Twente en Eindhoven en economie in Rotterdam en Maastricht.

Om de basis nog verder te verbreden zou bedrijfskunde bovendien samenwerking - of zelfs fusie - moeten zoeken met bestuurskunde. Volgens het auditrapport kan men zich samen richten op de 'essentie van het management', die bij bedrijven en overheden in feite dezelfde is.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.