Brainstorm over onderwijs

| Redactie

Moeten studenten voortaan zelf hun curriculum bepalen en docenten naar keuze inhuren met een 'monopoly-budget'? En kan de UT VWO-leerlingen niet beter aanraden vóór hun studie een jaar iets anders te gaan doen? Deze en vele andere suggesties voor onderwijsverbetering kwamen boven tijdens de discussiemiddag over het tweede rapport van de commissie Toekomst UT-Onderwijs (TUTOR-II). Vijftig studenten en UT-medewerkers brainstormden woensdag 29 maart over onderwijsvernieuwing.

Prof.dr.ir. P.J. Zandbergen, voorzitter van de commissie TUTOR en van de middag, wist bij aanvang al dat deze discussie nuttiger zou zijn dan degene die 's avonds plaats zou vinden in het kader van het circus Nuis. De aanwezigen waren in ieder geval enthousiaster en opbouwender. Het programma voorzag in drie prikkelende, inleidende lezingen, een brainstorm-sessie in subgroepen over drie concrete vragen en een afsluitend plenair debat.

Dr. M.S.A. Vrijland, docent aan de faculteit Chemische Technologie, beet de spits af met zijn 'praktijkvisie op onderwijsvernieuwing'. Hij had waardering voor het TUTOR-rapport, maar plaatste ook een aantal kritische kanttekeningen bij enkele populaire 'toverwoorden', zoals projectonderwijs en ontwerpvaardigheden.

Praktijk

Want bedoelt de UT met 'ontwerpen' wel hetzelfde als de industrie? Het bedrijfsleven wil ingenieurs die werken op basis van 'praktische toepasbaarheid', 'time to market' en 'earning power'. Docenten zullen studenten eerder beoordelen op inventiviteit, theoretische onderbouwing en voldoende inzet. Zo schiet de universiteit, ondanks een grotere nadruk op het aanleren van ontwerpvaardigheden, alsnog haar doel voorbij.

Dat volgens TUTOR-II de kwaliteitszorg van het onderwijs verder geprofessionaliseerd moet worden werkt op Vrijland 'als een rode lap op een stier'. Waarom bestaat deze druk wel bij het onderwijs en niet bij het onderzoek, zo vroeg hij zich af. Jarenlang is bij het aanstellen van wetenschappelijk personeel vooral geselecteerd op lijsten van publikaties en niet op didactische belangstelling en bekwaamheden. Als goede docenten worden aangetrokken, die dezelfde ruimte krijgen als onderzoekers, gaat de kwaliteit van het onderwijs vanzelf omhoog, betoogde hij.

Verschil

Dat onderwijs en onderzoek twee 'kampen' zijn, waarbij de laatste meer status heeft en geeft, kwam vaak naar voren. Maar, zo zei een van de aanwezige docenten nuchter: 'De huidige generatie docenten is vooral enthousiast onderzoeker en daar moeten wij het voorlopig mee doen. Bovendien hoort onderzoek bij de universiteit, dat is het cruciale verschil met het HBO. Daarom moeten wij vooral de relatie tussen onderzoek en onderwijs verstevigen.' Bijvoorbeeld door studenten binnen projecten onderzoek te laten doen.

Dat het eindniveau van de studies niet omlaag mag, ongeacht de gevolgen voor de instroom, was voor de meeste aanwezigen acceptabel, zo bleek. Over het hoe en wanneer van een eventuele selectie bestond minder overeenstemming. Studentendecaan drs. Jan Ham hekelde het huidige wervingscriterium. Zoek geschikte eerstejaars in plaats van zoveel mogelijk, was zijn advies.

Veel huidige UT-studenten vinden ook dat de studievoorlichting niet realistisch genoeg is, bleek uit een enquête van de studentenvakbond SRD naar aanleiding van TUTOR-I. SRD-voorzitter Karen Jakschtow presenteerde daarvan de eerste resultaten. Daarnaast wordt de voorbereiding op het VWOdoor velen als onvoldoende beschouwd.

Bovendien bleek dat maar liefst 72 procent van de respondenten de studie niet studeerbaar vindt. Dit geldt met name voor de ingenieursopleidingen. Het verbeteren van de studeerbaarheid door meer afwisselende werkvormen te bieden en vakken beter op elkaar aan te laten sluiten genoot brede ondersteuning van de deelnemers. Vakgroepen zijn momenteel echter teveel federatieve organisaties, werd geconstateerd. Het creëren van een vlechtwerk tussen vakken en vakgroepen is nodig, maar dat kost innovatietijd en dus geld...

Eèn docent hield de aanwezigen dan ook voor om de factor efficiency niet uit het oog te verliezen, in deze tijden van bezuinigingen. Maar als faculteiten gewoon eens luisteren naar hun eigen studenten, zouden zij de studeerbaarheid met eenvoudige middelen kunnen vergroten, betoogde een andere toehoorder. De weinig kritische houding waarmee lage slagingspercentages worden geaccepteerd, was door een eerdere spreker al gelaakt.

Onderwijsverandering is een continu, evolutionair proces en voortdurend bijsturen is noodzakelijk, vond ook een docent van de faculteit Werktuigbouwkunde. Zo blijkt de invoering van projectonderwijs weer te resulteren in een grotere samenwerking tussen vakgroepen en spontane herziening van vakken.

Afname

Vervlechting van vakken en faculteiten die ieder een eigen jaarindeling hanteren, leiden voor studenten echter tot een afname van de flexibiliteit, reageerden zij bezorgd. Ook de bezuinigen op het mentoraat die TUTOR-II voorstaat stuitte bij hen op onbegrip. Investeren is meer op zijn plaats, gezien de algemene wens de afstand tussen docent en student te verkleinen, vonden zij.

Is er behoefte aan een meer centrale sturing en coördinatie van onderwijsvernieuwing, vroeg voorzitter Zandbergen nog. Nee, alsjeblieft niet, luidde het antwoord van de meeste aanwezigen. Dat leidt maar tot stroperige bureaucratische processen waarbij creatieve initiatieven in de kiem worden gesmoord. Ondersteun vernieuwend onderwijsbeleid, zo luidde de boodschap, discussieer daar met ons over, maar laat ons verder vrij.

De commissie TUTOR houdt zich daarvoor graag beschikbaar, laat ir. Hans Kleintjens, lid namens het Bureau Beleidsondersteuning, weten. Tevreden constateert hij dat binnen steeds meer vakgroepen wordt gesproken over de ideeën uit de beide TUTOR-rapporten. In het aanzwengelen van een discussie over onderwijsvernieuwing en -verbetering is de commissie in ieder geval geslaagd.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.