Elke dag loop ik stukje bij beetje harder.
Elke dag loop ik stukje bij beetje harder.
Elke dag loop ik stukje bij beetje harder.
De batavierenloper die zijn dag begint met het twintig keer opzeggen van deze volzin is niet de gek waarvoor zijn collega-renners hem verslijten. Sterker nog, het zou wel eens de winnaar van de betreffende batavieren-etappe kunnen zijn.
Elke dag loop ik stukje bij beetje harder. Het is een vrije vertaling van de zin die de Franse psychiater Coué bedacht, ergens in de jaren twintig. 'Elke dag in alle opzichten gaat het mij steeds beter', liet hij zieken zeggen, met een rozenkrans in de hand. Verwonderd als hij, de atheïst, was door de kracht van het gebed ondervond Coué dat herhaling van dergelijke zinnen op miraculeuze wijze het handelen benvloedt. En dat zijn zieken sneller beter werden.
Erwin Seydel vond op een rommelmarkt het boekje waarin Coué zijn opmerkelijke onderzoeksresultaten beschreef: 'Genezen door autosuggestie'. Het was eind jaren zestig. Nu, bijna dertig jaar later, is dr. E.R. Seydel zelf wetenschapper bij de vakgroep Psychologie alhier en komt het boekje van de Fransman nog geregeld op tafel. Ook nu het over hardlopen gaat.
Hardlopen, dat is veertig procent fysieke gesteldheid en zestig procent psyche, waagt Seydel zich aan een stelling. Topsporters zijn daar al langer van overtuigd, en dan vooral de godsvruchtigen onder hen. Kijk hoe Nellie Cooman de ogen ten hemel slaat voordat ze haar voeten in de startblokken zet. Kijk hoe Carl Lewis zich afsluit van de wereld als de Grote Sprong op komst is. Zie hoe tennissers, voetballers, marathonlopers, schoonspringers en schakers een psychologische veldslag met zichzelf voeren alvorens in het strijdperk te treden.
De basisregel is eenvoudig. Heeft een loper het idee dat het vandaag niet zal lukken, dan mislukt het. Is hij er van overtuigd dat hij de tijd van zijn leven zal lopen, grote kans dat het gebeurt. Dat is geen kwestie van levenshouding alleen. Ook de mentale spieren zijn te trainen, weet Seydel. Dat kan met de volzin van Coué, maar ook door visualisatie. Roep dagelijks een beeld op van jezelf, ploeterend tegen windkracht acht, met nog veel te veel kilometers te gaan, pijn in voeten, kuiten en dijbenen. Een zeurende milt. En hoe je desondanks toch de meet haalt, toegejuicht door duizenden vrienden en dat ene meisje waar je al zo lang verliefd op bent.
Als het dan echt zo ver is, zijn de hersenen in staat bliksemsnel die gedachte naar boven te halen en je daadwerkelijk door de moeilijkste momenten heen te slepen. Het heeft iets van Neuro Linguïstisch Programmeren, maar Seydel houdt het liever op zelfeffectiviteit of het inbouwen van mentale reserves. Een wondermiddel is het allesbehalve, voegt hij er voor de zekerheid aan toe.
Zelf houdt hij zich niet met onderzoek naar psyche en sport bezig, maar ook op andere terreinen is de link tussen beelden en inschatting van de situatie evident, weet Seydel. Een klein experiment. Neem twee groepen studenten. De ene heeft net een ontspanningstraining ondergaan, de andere heeft een saaie test gemaakt. Beide wordt een film voorgeschoteld waarop een man te zien is die aan een tafel zit. Schrijvend. Het is een dichter, zeggen de ontspannen studenten. Het is een boekhouder, denkt de rest. 'Zo zie je', zegt Seydel, 'de geestelijke gesteldheid is bepalend voor de waarneming.' Vertaald naar delooppraktijk: voor de een is een pijnlijke voet een hel, voor de ander een weinig terzake doende bijkomstigheid.
De UT-psycholoog vat de drie psychologische voorwaarden voor het lopen van een soepele race nog eens samen. Er moet een bereidheid zijn om het te doen: 'Je moet er lol in hebben.' Dan is er het inschatten van je eigen mogelijkheden en het vormen van een beeld daarbij. Ook belangrijk is de sociale omgeving. 'Er moeten voldoende supporters zijn, die kunnen je tot grote hoogten opzwepen.'
En dan is er altijd nog de conditie, natuurlijk. Want zonder getrainde spieren beginnen zelfs getrainde hersenen niets.