In het Broodje Cultuur van deze week was de voorstelling `D'r moet iets met apen in' van Theaterbedrijf Oost te zien, een voorstelling over AIDS. Voor deze voorstelling was een mooie theatervorm gekozen: het toneelstuk gaat over een toneelstuk dat gemaakt wordt. Het publiek ziet één voorstelling, maar in die voorstelling worden flarden van een ander toneelstuk gespeeld. Vooral in het begin slaagde de groep er goed in dit gegeven uit te buiten. Een hilarische scène, waarbij drie mensen tijdens een psychologisch praatprogramma ondervraagd worden over hun ervaringen met AIDS (`nee, ik gebruik nooit beflapjes, daar krijg je vast kanker van'), loopt vrijwel naadloos over in een ernstig gesprek tussen de regisseur en een actrice.
Het is voor het publiek moeilijk om vast te stellen wat `echt' en wat `gespeeld' is. Bovendien mogen de spelers improviseren, zodat ze kunnen spelen met eigenschappen van zichzelf. Hierdoor worden saaie scènes toch interessant om naar te luisteren. Soms worden de grenzen tussen `echt' en `toneel' al te duidelijk zichtbaar, zodat de verschillende karaktereigenschappen van de spelers wel erg boven komen drijven. Daarom was het geen probleem dat de voorstelling kort duurde, het publiek wist genoeg ondanks de verbazing van: nu al afgelopen? Conclusie: volgende keer een zelfde opzet maar dan wat scherper en langer.
Jan Willem van Poortvliet