Verkorting van de gemiddelde cursusduur zal de universiteiten op een internationale achterstand zetten. De overheid kan alleen zonder verlies van kwaliteit geld besparen met een strengere selectie. Trage studenten moeten na één en twee cursusjaren uit het stelsel worden gefilterd. De rest van de studenten kan een slaaggarantie krijgen, wanneer zij aan hun normale verplichtingen voldoen. Dat vindt prof.dr. R.A. de Moor, voorzitter van een commissie die namens de gezamenlijke universiteiten werkt aan een eigen voorstel voor herstructurering van het hoger onderwijs. Staatssecretaris Nuis heeft al verklaard tegen een selectie na twee jaar te zijn.
Bij de viering van het tienjarig bestaan van de vereniging van universiteiten (VSNU), vorige week in Amersfoort, waarschuwde de voormalige rector magnificus van de Katholieke Universiteit Brabant voor een al te grote bezuinigingdrift bij de overheid. Verkorting van opleidingen zou Nederland geen goed doen op de Europese arbeidsmarkt in wording. De Moor keert zich ook tegen variatie in cursusduur. Het is volgens hem op inhoudelijke gronden niet vast te stellen waarom de ene studie korter of langer zou moeten duren dan de ander, behalve als sprake is van duidelijke beroepseisen. Bij twijfel kan volgens hem beter worden gekozen voor een uniforme lengte van vier jaar. 'Langer is geen reële optie, korter brengt de universitaire opleidingen in een internationale uitzonderingspositie'. Ze zouden dan bovendien te veel op hogere beroepsopleidingen gaan lijken.
Kleiner
Wel is De Moor voorstander van een strengere selectie van studenten om het stelsel van hoger onderwijs te laten winnen aan 'kwaliteit, reputatie en efficiency'. De universiteiten zullen daardoor kleiner worden, terwijl het hbo 'groeisector' wordt. De besparingen die de overheid eist, worden opgebracht doordat studenten een bewustere studiekeuze maken en sneller afvallen als zij de studie niet aankunnen. Selectie moet volgens de commissie De Moor niet plaats vinden `aan de poort'. Dat systeem heeft te veel nadelen, zoals de voortijdige uitval van scholieren die een studie best aan kunnen. Beter is selectie in de propedeuse, vindt De Moor. Dat gebeurt nu ook al, maar onvoldoende. Daarom stelt hij voor in de wet te regelen dat studenten voor het eerste cursusjaar aan een universiteit of hogeschool niet langer dan twee jaar ingeschreven mogen staan, op enkele duidelijk omschreven uitzonderingen na. De termijn van twee jaar zou onder meer rekening houden met omzwaaiers en de problemen van eerstejaars om zich aan een nieuwe situatie aan te passen.
Voor studenten wordt het belangrijk om meteen aan tentamens deel te nemen, stelt De Moor, zodat zij nog tijdens het eerste jaar kunnen overstappen als de studie niet bevalt of te moeilijk is. Universiteiten en hogescholen moeten daar volgens hem goede regelingen voor treffen. Dat dat nu al op bescheiden schaal gebeurt bleek in een debat tussen onder meer De Moor en collegevoorzitter O.G. Brouwer van de hogeschool Gelderland, dat deze week in de universiteits- en hogeschoolbladen is verschenen. Brouwer, tevens lid van het dagelijks bestuur van de HBO-Raad, onthulde dat zijn hogeschool onlangs de eerste besprekingen is begonnen met de Katholieke Universiteit Nijmegen.
Behalve in de propedeuse zou er volgens De Moor nog een extra selectie kunnen worden ingevoerd na het tweede cursusjaar. Bij de meeste studierichtingen ligt daar de overgang van een basisprogramma naar een zekere mate van specialisatie. In zijn VSNU-toespraak stelt De Moor voor, studenten die na drie jaar nog geen 72 studiepunten hebben gehaald, de verdere toegang tot de universiteit te ontzeggen. Van harte gaat dat voorstel echter niet, zo blijkt uit het eerder genoemde debat. De Moor spreekt daar van een 'pure efficiencymaatregel', ingegeven door de wens van de overheid om te besparen op het hoger onderwijs.Na de tweede ronde moet het verder in ieder geval afgelopen zijn met selectie. Iedere student die in de laatse twee cursusjaren een behoorlijke inspanning levert moet een slaaggarantie krijgen, stelt De Moor. 'Het idee van het onderwijscontract moet de grondslag worden'. Een opmerkelijk standpunt, gezien het feit dat een dergelijk voorstel twee jaar geleden nog stuk liep op de onwil van universiteiten en hogescholen. Zij vonden het plan veel te dirigistisch en bureaucratisch.
Nuis
Staatssecretaris Nuis voelt niets voor het voorstel om studenten na het tweede cursusjaar tussentijds te selecteren. Dat kan 'wel eens een valkuil blijken waarover niet scherpt genoeg is nagedacht', aldus Nuis tijdens de jubileumconferentie van de VSNU vorige week. De bewindsman vroeg zich af of de maatschappij wel behoefte heeft 'aan studenten die na twee jaar een `diploma' ontvangen waaruit vooral blijkt dat ze niet echt in het wo-stelsel mee kunnen.'
Volgens Nuis, de projectmanager van de hervorming van het hoger onderwijs, stelt de commissie De Moor een 'generieke verkorting' van de cursusduur voor. Nuis vindt dat een te strakke benadering. Hij hield vast aan zijn opvatting dat de ene studie langer kan zijn dan de andere, bijvoorbeeld door een verschil in zwaarte.
De komende maanden wil Nuis met de universiteiten en hogescholen overleggen over differentiatie in het hoger onderwijs. In mei komt hij met een ontwikkelingsplan. In Amersfoort haakte Nuis alvast in op verschillende mogelijkheden. Zo noemde hij het belang van wederkerend onderwijs. 'Waarom dan niet een kortere eerste hogere opleiding, waarna later in het leven een vervolg?' Ook vindt Nuis dat slimme studenten dezelfde studie in een kortere tijd moeten kunnen doen. Nuis deelde de verwachting van De Moor dat de universiteiten in de toekomst kleiner zullen worden. Het hoger beroepsonderwijs zal daardoor groeien, meent Nuis. Als alternatieven voor universitaire studies zullen er in het hbo 'nieuwe, korte, intensief begeleide, praktijkgerichte opleidingen moeten worden ingericht'.
HOP, Pieter Evelein/ Marcel Wiegman