In het bedrijfsleven zijn octrooien big business. Een simpel octrooi kan een bedrijf soms een grote voorsprong op de concurrentie geven. Bescherming en exploitatie van kennis zijn dan ook vaak expliciet onderdeel van de bedrijfsstrategie. Een bedrijf als Philips heeft tientallen octrooigemachtigden in dienst; octrooien en (kruis)licenties leveren het bedrijf honderden miljoenen per jaar op. Ook inbreuken op octrooien lopen soms flink in de papieren: bij de geruchtmakende rechtzaken in de VS tussen AKZO en DuPont en Kodak en Polaroid ging het om schadeclaims van vele honderden miljoenen.
Universiteiten gaan, hoewel geen bedrijven, de laatste jaren wel veel commerciler met hun kennis om. 'De octrooibewustheid aan de Nederlandse universiteiten blijft echter beneden alle peil', vindt mr.ir. Arnold Louët Feisser, octrooigemachtigde bij Trenité van Doorne, Amsterdam, en docent octrooirecht bij TBK. Samen met mr. Frank Groot (TRD) adviseert hij de UT regelmatig op octrooigebied. Hij wijt de desinteresse vooral aan 'gebrek aan kennis', maar ook aan een 'zekere afkeer' bij de wetenschappers. 'Zij willen erkenning in de vorm van een applaudiserende congreszaal, de rest vinden ze bijzaak.'
Louët Feisser kent de negatieve houding van de vroegere THT. Als WB-student hoorde hij in 1965 prof.ir. W. Draijer de eerstejaars wijsmaken dat onderzoek naar een bepaalde luchtstroomtechniek 'geblokkeerd' zou zijn door octrooien. 'Onzin: wetenschappelijk onderzoek kan nooit inbreuk maken op een octrooi.' Tegelijkertijd pionierde de THT overigens door octrooien aan te vragen op naam van hoogleraren. Het betrof de luchttransportband van prof.ir. C. Jonkers bij WB (1965-1966). 'Daar zijn nog Kamervragen over gesteld.'
Kennis ontwikkelen is één ding; weten wat je ermee kunt doen is iets anders, stelt Louët Feisser. 'Ik vind het slecht dat techniekstudenten aan de UT geen enkele kennis meekrijgen over kennismanagement en -bescherming. Je hebt alleen mijn college octrooibeleid bij TBK, maar daar komen weinig technische studenten. En de hoogleraren weten er in het algemeen weinig van, die zijn dus een slecht voorbeeld voor studenten.' Merkwaardig, voor een Ondernemende Universiteit. 'De UT heeft als doelstelling om geld te verdienen met wetenschap. Je kunt je afvragen of daarbij wel het maximum-profijt wordt gehaald.'
Ir. B. Schumann, octrooigemachtigde bij de Enschedese vestiging van octrooibureau Arnold & Siedsma, bevestigt dit beeld. Hij doet 'verrassend weinig' zaken met de UT, ondanks de strategische ligging van het nieuwe kantoorpand tegenover de campus. 'De UT genereert via onderzoek veel kennis, maar men heeft daarbij de neiging zich te concentreren op de publikatieplicht en de bescherming van die kennis, die veel geld waard kan zijn, te veronachtzamen.'
'Ik ben ervan overtuigd dat wetenschappers weinig besef hebben van de financiële waarde van hun werk. Voor veel onderzoeksresultaten worden geen octrooien aangevraagd. Niet omdat men denkt dat het de moeite niet loont, maar omdat men zich eenvoudig van de mogelijkheden niet bewust is. En dat is jammer, want zo bied je misschien interessante kennis op een presenteerblaadje aan aan Japanse bedrijven die er vervolgens de markt mee op gaan. Ik vraag me af of dat nu de meest zinvolle besteding van overheidsgelden is', aldus Schumann.
Een voorbeeld van onwetendheid is het bij veel wetenschappers levende idee dat kennisbescherming en wetenschappelijke openbaarheid (publiceren) op gespannen voet staan met elkaar. Louët Feisser bestrijdt dat. 'Het is een misverstand dathet aanvragen van een octrooi je zou belemmeren in het publiceren van onderzoeksresultaten. Je moet alleen zorgen dat de aanvraag de deur uit is voordat je publiceert.' Louët Feisser beklemtoont ook dat een bedrijfspartner daarom nooit geheimhouding kan eisen wegens een octrooiaanvraag.
In de praktijk gaat het bij octrooiaanvragen nog al eens mis, weet Schumann. 'Het is een heilige wet: eerst octrooi aanvragen, daarna pas publiceren (desnoods de dag erna). Als wetenschappers eerst publiceren, wordt het octrooi immers niet verleend. Het is echter een dagelijkse verbijstering in mijn vak: komt er weer een nieuwheidsrapport van de Octrooiraad binnen en wat staat daar vermeld? Een publikatie van de betrokken hoogleraar zelf!'
De heersende universitaire mentaliteit ten aanzien van octrooien is volgens Louët Feisser en Schumann achterhaald, want het octrooi wordt steeds belangrijker. Louët Feisser: 'De snelle technische ontwikkelingen en de wereldwijde communicatie maken het steeds noodzakelijker om kennis te beschermen als je er bedrijfsmatig iets mee wilt doen. Anders behoort het meteen tot het publieke domein en ben je het kwijt. Octrooibeleid moet daarom integraal onderdeel zijn van het kennismanagement.' En Schumann zegt: 'Een octrooi is een vermogens-assett, daar moet je iets mee doen, niet in de kast leggen. Een octrooi-policy zou eigenlijk standaard tot de bedrijfsvoering moeten behoren.'
Universiteiten zouden wat dat betreft een voorbeeld moeten nemen aan grote bedirjven die veelal zo'n geïntegreerd beschermingsbeleid voeren in het kader van hun R&D-beleid, en daar ook een paar procent van hun onderzoeksgelden voor reserveren. Systematisch worden daarbij uitvindingen opgespoord en onderzocht op octrooieringsmogelijkheden. Slechts een klein deel wordt geöctrooieerd. De rest wordt meteen gepubliceerd om te voorkomen dat anderen die kennis kunnen monopoliseren. Deel van de octrooien zit in portefeuille om te kunnen ruilen met anderen (kruislicenties). Zo kun je een hoop geld verdienen.
De UT is nog niet zover, stelt UT-jurist mr. Frank Groot (TRD) echter vast. Het is niet eens precies bekend hoeveel octrooien er aan de UT worden aangevraagd, en evenmin wie er precies wat aanvraagt. Een octrooi kan momenteel op naam van de UT staan, maar ook op naam van een medewerker. Ook kan een partner uit het bedrijfsleven octrooi nemen. Bij derde geldstroomprojecten wordt het intellectueel eigendom van de kennis nu vaak gemakkelijk overgedragen.
Groot wil graag een octrooibeleid opzetten via een interne richtlijn zoals de UvA en Wageningen die al hanteren. 'Zo'n standaard-richtlijn moet afspraken vastleggen over centrale aanmelding van uitvindingen en standaardonderzoek naar exploitatiemogelijkheden.' Groot heeft enkele jaren geleden al eens een 'regeling exploitatie intellectueel eigendom' voorbereid, maar die is nooit bij de U-Raad beland. Hangijzer was onder meer de voorziene 'billijke beloning' ex art. 10 van de octrooiwet, volgens welke uitvinders 25 procent van de netto-inkomsten zouden krijgen. Groot bereidt nu met CvB-voorzitter prof.dr. Ben Veltman een nieuwe regeling voor. 'In potentie ligt hij al klaar.'
Een UT-octrooibeleid kan overigens best impliceren dat je toch géén octrooi aanvraagt, meent Louët Feisser, 'zolang dat maar op goede gronden gebeurt'. Een aanvraag kost immers tijd en geld. 'Tja, je moet een spierinkje uitgooien om een kabeljauw te vangen', aldus Schumann. 'Het is investeren zonder dat je weet wat het oplevert. Je moet dus tevoren afwegen of zo'n uitvinding wel z'n geld op zal kunnen brengen. Te octrooieren kennis moet commerciële waarde hebben, bijvoorbeeld aansluiten bij een reële behoefte in de industrie.'
De UT moet de eventuele exploitatie van octrooien niet zelf doen, vindt Groot. 'Dat kan beter via een externe kennisexploitatiemaatschappij die zicht heeft op de commerciële mogelijkheden van uitvindingen. Dat is gespecialiseerd werk dat je er niet zomaar bijdoet, zoals hoogleraren wel 'ns denken.' In Engeland is bijvoorbeeld British Technology Group actief, die met succes uitvindingen met commerciële potentie overneemt voor octrooiering en licentiëring.
In geval van een universitaire uitvinding kan momenteel iedereen de octrooiaanvraag doen: de universiteit, de vakgroep, de hoogleraar, STW. De huidige Rijksoctrooiwet bevat in deze alleen een niet dwingend art. 10 over de verhouding werkgever-werknemer. Als een uitvinding in de vrijetijd wordt gedaan kanhet recht op octrooiering toch aan de werkgever toekomen (hiervan kan bij contract afgeweken worden). Art. 10 zegt wel dat de uitvinder recht heeft op vermelding van zijn naam op het octrooi en financiële compensatie.
De nieuwe octrooiwet die per 1 april van kracht zal worden, maakt een eind aan de bestaande onduidelijkheid over wie nu recht heeft op de uitvindingen van universitaire medewerkers. De nieuwe wet stelt definitief vast dat de rechten op uitvindingen berusten bij universiteit als rechtspersoon, niet bij de medewerkers zelf. Volgens Schumann kunnen universiteiten nu zelf gaan regelen hoe ze de positie van medewerkers met betrekking tot octrooien willen regelen. Een extra reden om te komen tot meer coördinatie qua octrooibeleid.
Groot wil voorlichtingbijeenkomsten om de geesten rijp te maken voor octrooibeleid. 'Helaas krijg je de mensen moeilijk in beweging. Men gelooft niet in octrooien omdat de UT er nog nooit succes mee heeft gehad', verzucht Groot. Maar ook hij wil de mogelijkheden niet overschatten. 'Niet elke uitvinding wordt een succes. En zoveel leuke uitnodigingen worden hier ook weer niet gedaan. We hebben er weinig zicht op, maar op dit moment zijn misschien twintig UT-octrooien van kracht. Hopelijk worden dat er meer, maar vijf interessante uitvindingen op jaarbasis lijkt me al heel wat.' Potentie ligt vooral bij werktuigbouwkunde, sensoren/actuatoren en membranen.