Socrates opvolger Erasmus

| Redactie

Het Europese mobiliteitsprogramma Erasmus maakt met ingang van komend studiejaar plaats voor zijn opvolger Socrates. In dat kader moeten universiteiten hun internationaliseringsactiviteiten beter gaan structureren. Erasmus/Socrates-coördinator Frits Spoek (Bureau Internationale Samenwerking, Liaison Groep) heeft de situatie aan de UT daartoe voor het eerst systematisch in kaart gebracht. Er kan het nodige verbeterd worden.

Socrates volgt Erasmus op als het Europese stimuleringsprogramma op het gebied van studentenmobiliteit en interuniversitaire samenwerking. Het gaat daarbij om beurzen voor de tijdelijke uitwisseling van studenten en docenten, gezamenlijke ontwikkeling van studieprogramma's en wederzijdse erkenning van studies en diploma's. In de subsidiepotten van Erasmus en Socrates gaat tweehonderd miljoen Ecu (430 miljoen gulden) per jaar om.

De overgang van Erasmus naar Socrates is volgens Spoek meer dan de bureaucratische aflossing van het ene programma door het andere. 'Er ligt een andere Brusselse strategie aan ten grondslag. Erasmus werd vooral decentraal ingevuld op het niveau van vakgroepen en faculteiten. Socrates is veel meer op instellingsniveau gecentraliseerd.' Daarnaast wordt Socrates mogelijk uitgebreid naar de landen van Midden- en Oost-Europa.

De samenwerking binnen Erasmus vond plaats op basis van ICP's (Interuniversity Cooperation Programs), overeenkomsten op vakgroeps- of facultair niveau waar vaak een bepaalde hoogleraar de trekker van was. De Socrates-activiteiten worden gebaseerd op een IC (Institutional Contract), een raamovereenkomst waarin een universiteit zijn hele internationaliseringsbeleid vastlegt. De UT heeft dit contract mei jl. getekend.

De Europese Unie heeft de opzet van het programma volgens Spoek gewijzigd om meer greep te krijgen op de internationalisering. Er zijn op dit moment teveel ICP's, die bovendien niet allemaal goed functioneren. Ook wil Brussel meer 'transparantie' op het gebied van getuigschriften en studiepunten. 'Ik heb deze organisatorische move wel getypeerd als de grootste interventie van Brussel in het Europese universitaire onderwijs.'

Geruststellend voegt Spoek er aan toe dat de UT de 'primaire verantwoordelijkheid' en het 'aansturingspunt' ook binnen Socrates bij vakgroepen en faculteiten wil laten. 'Daar vinden de contacten plaats. Die enorme waaier aan activiteiten moet je handhaven, want daarin ligt je kracht.' BIS zal daarnaast als officieel subsidie-doorgeefluik van Brussel op centraal niveau activiteiten gaan faciliteren, stimuleren en coördineren.

Het is daarbij een voordeel dat met het oog op het instellingscontract dit jaar voor het eerst op centraal niveau is geïnventariseerd met wie vakgroepen en faculteiten internationaal allemaal samenwerken. Opmerkelijk genoeg ontbraken tot dusver duidelijke overzichtsgegevens, zowel wat betreft studenten- en (vooral) docentenmobiliteit als wat betreft de totale subsidiebedragen die daar voor de UT mee gemoeid zijn.

De gebrekkige centrale administratie is volgens Spoek een gevolg van het feit dat faculteiten de zaken niet allemaal even goed en op dezelfde manier registreren. Wel is duidelijk dat de activiteit van faculteiten sterk uiteenloopt. 'BSK is bijvoorbeeld heel actief, WB veel minder. Een faculteit als INF concentreert zich op internationale stages.'

In het algemeen vindt Spoek de UT-studentenmobiliteit voldoende. 'Als je weg wilt, kun je weg.' Minder spectaculair, zelfs 'zwak' is de situatie inzake docentenmobiliteit en gezamenlijke curriculumontwikkeling. 'Daar moet BIS meer aan trekken. Maar vakgroepen en faculteiten vinden onderzoek belangrijker; die EU-programma's leveren veel meer geld op.'

Op een aantal punten moet de UT-performance worden verbeterd, vindt Spoek.Zo moet de studentenmobiliteit (Erasmus en niet-Erasmus) meer 'wederkerigheid' gaan vertonen. Jaarlijks vertrekken nu vierhonderd UT-studenten voor een studieperiode naar het buitenland, terwijl omgekeerd nog geen tweehonderd buitenlandse studenten richting UT afreizen. Spoek wil dit laatste aantal opkrikken door meer aandacht te besteden aan de internationalisering van UT-curricula (via Engelstalig onderwijs) en aan kwaliteit. 'Je moet wel iets te bieden hebben als je buitenlandse studenten wil trekken.'

Volgens het door de UT afgesloten instellingscontract zullen in het komend studiejaar 189 Twentse studenten met een Socratesbeurs een studieperiode van drie tot twaalf maanden doorbrengen aan een van de honderd buitenlandse universiteiten waarmee de UT contacten heeft. Omgekeerd zullen volgens plan 169 buitenlandse studenten met een Socratesbeurs naar de UT komen.

Andere universiteiten melden intussen dat de belangstelling van studenten voor een studieverblijf in het buitenland afneemt als gevolg van de toegenomen studiedruk. Spoek acht dat waarschijnlijk, ook al omdat de studentenaantallen in het algemeen teruglopen, maar kan het beeld voor de UT bij gebrek aan cijfers niet bevestigen. Hij vreest wel dat de druk om snel af te studeren een obstakel is voor de bijdrage van internationale studentenorganisaties als AIESEC, AEGEE en de Stichting Student Mobility Twente (SMIT), die de opvang van buitenlandse studenten regelt.

BIS fungeert als het subsidiekanaal voor Erasmus/Socratesbeurzen - 230 gulden per maand, bovenop de studiebeurs - en Leonardobeurzen voor Europese stages - maximaal negenhonderd gulden per maand, plus stagevergoeding van het bedrijf. Deze situatie is wat onrechtvaardig en onhelder, vindt Spoek. 'Je zou een flexibel systeem moeten hebben op basis van de kosten per geval. De ene student heeft de Erasmusbeurs harder nodig dan de andere.'

Een van de doelstellingen van Erasmus was wederzijdse internationale erkenning van studieonderdelen (van belang voor de uitwisseling van studiepunten). De afgelopen jaren is een Europees waarderingssysteem ECTS ontwikkeld, waar de UT zich tot dusver buiten heeft gehouden. Men behielp zich met informele afspraken tussen vakgroepen en faculteiten. Met ingang van volgend studiejaar wordt echter door TO, BSK en T&O begonnen met participatie in het ECTS. Andere faculteiten zullen volgen.

Internationalisering moet volgens Spoek als beleidsdoel prioriteit houden. Blijkens het Instellingsplan 1997-2000 is de UT dat ook van plan. Visitatiecommissies hanteren internationalisering eveneens steeds meer als belangrijk kwaliteitsaspect. 'Naarmate onze wereld internationaliseert wordt het steeds belangrijker dat studenten internationaal zijn georiënteerd. Bovendien wil je jezelf als instelling internationaal op de kaart zetten.'

Spoek erkent dat de internationaliseringshausse van enkele jaren geleden is afgezwakt. 'In het begin doken alle instellingen er als een gek bovenop, want er was geld te halen. Nu zie je dat ze meer een kosten/batenafweging maken.' Hij waarschuwt wel dat de Europese stimuleringsprogramma's een eindig karakter hebben. 'Dat hoort ook zo te zijn. Als instellingen internationalisering inderdaad belangrijk vinden, moeten ze het maar tot een integraal onderdeel van hun eigen budget gaan maken.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.