Werken in een ontwikkelingsland trok Van Drunen al langer. Eerder ging hij een maand naar Peru om daar te helpen met de bouw van een school. Ook is hij actief lid van Monsoon. 'EL is erg vakgericht. Ik wilde gewoon eens wat anders doen en ik vroeg me af hoe het zou zijn in een derde-wereldland te wonen', zegt Van Drunen.
Bij aankomst mochten de twee studenten in overleg zelf bepalen hoe ze hun stage wilden invullen. Voor de een pakte dat beter uit dan voor de ander. Van Drunen koos voor het ontwerpen van een database. Een klus waarvan hij inschatte dat deze hem een paar weken zou kosten, waarna hij zich op interessantere zaken hoopte te kunnen storten. Dat lukte echter niet, omdat het werk minder vlotte dan gepland. Van Drunen: 'Ik heb drie maanden achter de computer gezeten. Als ik dat had geweten had ik wat anders gedaan.'
Voor Van der Wel pakte het beter uit. Hij schreef practica, probeerde een reparatiewerkplaats op te zetten en begeleidde studenten. 'Totaal anders dan waar je bij EL voor wordt opgeleid, maar dat maakte het juist zo leuk. Een prachtige combinatie tussen praktisch werk en met onderwijs bezig zijn', stelt hij. 'Het was gelukkig geen voorgekauwde stage. We hebben vooral geleerd dat wanneer we iets wilden, we daar zelf voor moesten zorgen.'
Beide EL'ers zijn zeer te spreken over de begeleiding die ze in Zambia hebben gekregen, of beter gezegd het ontbreken ervan. Van der Wel: 'Je mocht je tijd helemaal naar eigen goeddunken indelen. Wanneer je drie maanden op je gat had willen zitten, was dat mogelijk geweest. Maar dat hebben we niet gedaan, want daar was het te boeiend voor. Onze inbreng werd zeer gewaardeerd. Ik heb veel in het laboratorium gewerkt en werd daar door de medewerker als volwaardig gezien, ondanks het feit dat ik een student was.'
Op hun afdeling richtte Van der Wel al snel een theekamer in, waar het een komen en gaan werd van medewerkers en docenten. 'Dat gaf een heel gezellig sfeertje. Zambianen zijn hartelijke mensen, vriendelijk en geïnteresseerd en die interesse gaat verder dan willen weten waar je vandaan komt. We hebben heel wat inhoudelijke discussies over de wetenschap gevoerd.'
Karatefilms
Van Drunen en Van der Wel verbleven samen met een UT-studente technische bedrijfskunde en een Delftenaar in een huis op de campus. De huishouding werd gedaan door een mevrouw, die ook al in dienst was van de vorige bewoners. Veel contact met de bevolking was er niet. Van Drunen: 'Blank en zwart leven in aparte groepjes. Er is een afstand. Iedere blanke is per definitie medewerker of docent. Europeanen die langere tijd in Zambia verblijven verliezen derealiteit vaak een beetje uit het oog. Die zijn zich niet meer bewust van hun rijkdom.'
Vervoer hadden de studenten niet en dat bemoeilijkte het contact met de buitenwereld nog meer. 'Je zat redelijk vast op de campus. We konden wel op ons fietsje de stad in, maar daar bleef het bij. We werden geen onderdeel van de samenleving', vertelt Van der Wel. Van Drunen beaamt dat: 'We zijn niet veel met studenten omgegaan. Er is toch een afstand. Dezelfde afstand die zorgt dat je een professor niet mee uit eten vraagt. Maar de Afrikanen zijn heel vriendelijk. Dat heb ik wel gemerkt tijdens mijn reis daarna. Het is niet allemaal somberheid. Je kunt goed met ze lachen en ze zijn zeer behulpzaam. Ik heb me op straat nooit onveilig gevoeld. Zelfs al was ik de enige blanke op straat. Je voelt je niet thuis, maar wel op je gemak.'
Boodschappen moesten de heren nog net zelf doen. Dat bracht ze dagelijks op de markt en in een voor Zambianen onbetaalbare supermarkt. 'Eigenlijk is de stad een grote markt. Waar je ook gaat, er word je handelswaar aangeboden. Van gefrituurde sprinkhanen tot waterkokers', lacht Van Drunen. 'Ik heb er geen idee van waar al dat spul vandaan komt, maar iedereen is aan het handelen. Het meeste wordt doorgeschoven. Zo was in de supermarkt de meeste waar ver over de datum heen. Je bent blank, ze gaan ervan uit dat je altijd geld hebt en dus word je altijd iets aangesmeerd.'
Uitgaan was niet gemakkelijk, want de uitgaansmogelijkheden waren beperkt. Van Drunen: 'De bioscoop vertoonde alleen maar derderangs karatefilms en meer dan een paar grote nachtclubs is Lusaka niet rijk. We gingen dus weg, bijvoorbeeld naar de Victoria-watervallen. Ook ben ik een aantal keren gaan hashen, een spel dat vooral door de blanke buitenlanders wordt gespeeld. Het is een soort speurtocht, waarbij je al rennend een spoor van maïsmeel volgt dwars door de rimboe. De dorpelingen weten niet wat ze zien. De tocht eindigt met bierdrinken en liedjes zingen.'
Contrasten
De gemotiveerdheid van de studenten vinden de twee EL'ers een opvallend punt. Toelating tot de universiteit wordt niet bepaald door geld, maar door de resultaten op de middelbare school. 'Ze zijn zich er acuut van bewust dat ze mogen studeren', aldus Van der Wel. 'Aan de UT is een zes voldoende en als je een acht of een negen haalt heb je duidelijk te veel gedaan. In Zambia is daar geen sprake van. Studenten werken heel hard en de universiteit is niet het einddoel. Ze willen naar het buitenland voor een vervolgopleiding. Eenmaal in het buitenland komen ze meestal niet terug. Het is gemakkelijk Zambia te vergeten wanneer je er weg bent. Het hoofd van de faculteit waar ik werkte was na zijn lange verblijf in het buitenland teruggekomen en dat werd niet door iedereen begrepen. Het was een zeer inspirerende man, die zich als taak had gesteld werkelijk iets van de faculteit te maken.'
Beiden noemen ze Zambia een land van grote contrasten, want je leeft er heel dicht op mensen die honger lijden. Bovendien hebben ze kennis gemaakt met totaal andere normen en waarden. Zo vinden ze de familiariteit met de dood een frappant cultuurverschil. 'De dood is veel meer onderdeel van het leven, al is het alleen maar omdat volgens sommige bronnen meer dan 30 procent van de bevolking besmet is met hiv. Langs de kant van de weg zijn doodskisten en grafstenen te koop en je kunt nog onderhandelen over de prijs ook. Op de universiteit had iemand als bijbaantje het timmeren van doodskisten', vervolgt Van Drunen.
'Geld is in Zambia niet bepalend voor geluk. Materiële welvaart en menselijk geluk staan volkomen los van elkaar', besluit Van der Wel, 'en dat hebben ze in Zambia een stuk beter door dan in Nederland. Hier zie ik maar weinig mensen met een glimlach om hun mond op straat lopen, terwijl de Zambianen tevredenheid uitstralen. Overal waar je kijkt zie je lachende, vriendelijke mensen.'